ECLI:NL:CRVB:2011:BP6499
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- C.P.J. Goorden
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek om kwijtschelding van restantschuld onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin het verzoek om kwijtschelding van een restantschuld van ongeveer € 53.000,- werd afgewezen. De schuld was ontstaan door te veel ontvangen uitkeringen in de periode van 1 juni 1990 tot 1 augustus 1995 onder de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had het verzoek om kwijtschelding afgewezen op basis van het beleid dat bij fraude pas kwijtschelding kan worden overwogen na vijf jaar volledige betaling en ten minste 50% terugbetaling van de schuld.
De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. Hij voerde aan dat de lange duur van de aflossing, de onmogelijkheid om de schuld voor tenminste de helft af te lossen, en zijn verslechterde medische situatie bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het beleid rechtvaardigen. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat het verzoek van appellant geen herhaalde aanvraag was, maar een nieuwe aanvraag, omdat het betrekking had op een gewijzigde restantschuld.
De Raad concludeerde dat het Uwv in redelijkheid had kunnen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid rechtvaardigden. De lange invorderingsduur en de hoogte van de schuld waren al in het beleid meegenomen. Appellant had geen nieuwe medische gegevens ingediend die wezenlijk verslechtering van zijn toestand aantoonden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af, zonder termen aanwezig te achten voor een veroordeling in de proceskosten.