ECLI:NL:CRVB:2011:BP6427
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- C.P.J. Goorden
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin het beroep tegen het besluit van het Uwv om de WAO-uitkering van appellant te herzien, ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 maart 2011 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door mr. drs. E.C. Spiering, heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv ten onrechte geen urenbeperking heeft aangenomen en dat hij de geduide functies niet kan vervullen. Het Uwv heeft in het verweerschrift en rapporten van bezwaarverzekeringsartsen en bezwaararbeidsdeskundigen gereageerd op de stellingen van appellant.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv bij besluit van 11 juli 2005 de uitkering van appellant, die eerder was vastgesteld op 25 tot 35% arbeidsongeschiktheid, heeft herzien naar 35 tot 45% met ingang van 8 maart 2004. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Dit leidde tot een herziening van de WAO-uitkering naar 45 tot 55% per 8 maart 2004.
In hoger beroep heeft de Raad de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De Raad concludeert dat de functies die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen, medisch geschikt zijn voor appellant, ondanks zijn bezwaren. De Raad heeft de rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige als voldoende onderbouwing beschouwd en oordeelt dat het hoger beroep niet kan slagen. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.