09/642 WAO en 09/643 SUWI
op de hoger beroepen van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 december 2008, 08/1098 (hierna: aangevallen uitspraak I) en 08/1099 (hierna: aangevallen uitspraak II),
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 4 februari 2011
Namens appellante heeft mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, beide hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft verweerschriften ingediend.
Onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Appellante was vertegenwoordigd door mr. H.K. Jap-a-Joe, advocaat te Utrecht en het Uwv door mr. M.W.A. Blind.
De Raad heeft het onderzoek heropend en bepaald dat appellante wordt onderzocht door de psychiater prof. dr. G. Glas.
Prof. Glas heeft van het door hem in samenwerking met B. van de Brink, aios psychiatrie, verrichte onderzoek verslag uitgebracht.
Partijen hebben toestemming verleend verder onderzoek ter zitting achterwege te laten.
1.1. Bij besluit van 17 januari 2008 heeft het Uwv de uitkering van appellante op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 18 maart 2008 ingetrokken, omdat de arbeidsongeschiktheid van appellante per die datum minder dan 15% bedraagt.
1.2. Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 januari 2008 ongegrond verklaard en het besluit van 17 januari 2008 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak I heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 27 mei 2008 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat hetgeen appellante heeft aangevoerd noch tot het oordeel leidt dat het Uwv bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante is uitgegaan van een onjuiste opvatting over de medische beperkingen van appellante, noch dat de aan de appellante voorgehouden functies niet voor haar geschikt zijn.
3. Appellante heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank weergegeven in 2 bestreden. Naar de mening van appellante is onvoldoende aandacht besteed aan haar psychische klachten. Zij heeft gewezen op de informatie verstrekt door de psychiaters die haar behandelen of behandeld hebben.
4.1. De Raad heeft aanleiding gezien de in rubriek I genoemde psychiater als onafhankelijk deskundige te benoemen. De deskundige heeft in zijn in rubriek I bedoelde rapportage aangegeven dat appellante leidt aan een paniekstoornis met agorafobie, een dysthyme stoornis met laat begin en een somatoforme stoornis niet anders omschreven.
De psychiater acht het zeer onwaarschijnlijk dat appellante in staat is met de beperkingen die expliciet zijn toe te schrijven aan de geconstateerde aandoeningen betaalde of onbetaalde werkzaamheden van structurele aard te verrichten zonder een zeer hoog risico dat zij deze werkzaamheden niet zal kunnen volvoeren of dat een toename van de klachten zal plaatsvinden.
4.2. De rapportage van de psychiater is aan partijen toegezonden. Partijen hebben niet op deze rapportage gereageerd.
4.3. Volgens vaste rechtspraak volgt de Raad het oordeel van een door hem ingeschakelde deskundige, tenzij op grond van bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel is gerechtvaardigd. Voor zo’n afwijking bestaat in dit geval geen aanleiding. Het rapport van de deskundige is zorgvuldig tot stand gekomen, consistent en naar behoren gemotiveerd. De deskundige heeft bij de totstandkoming van zijn rapportage drie zogenoemde onderzoeksgesprekken gevoerd en heeft de door partijen ingebrachte informatie van medische aard in zijn beschouwingen betrokken.
Daarbij komt dat de opvatting van de deskundige niet door het Uwv is bestreden.
4.4. Uit hetgeen is overwogen in 4.1 en 4.3 volgt dat het besluit van 27 mei 2008, dat berust op de opvatting dat appellante tot het verrichten van werkzaamheden in staat is, onrechtmatig is. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ten onrechte ongegrond verklaard. De aangevallen uitspraak I en het besluit van 27 mei 2008 dienen mitsdien te worden vernietigd.
4.5. Nu uit het rapport van de deskundige volgt dat appellante niet tot werken in staat is, dient het besluit van 17 januari 2008, bedoeld in 1.1 te worden herroepen, zodat de situatie die voor dit besluit bestond - het recht van appellante op een WAO-uitkering naar een mate van 80 tot 100% - herleeft.
5.1. Bij aangevallen uitspraak II heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellante tegen het besluit van
27 mei 2008, waarbij is gehandhaafd het besluit van 17 januari 2008 inhoudende de zogenoemde re-integratievisie.
Aan de re-integratievisie en de aangevallen uitspraak II ligt ten grondslag het uitgangspunt dat appellante tot werken in staat is. Uit hetgeen is overwogen in 4.4 blijkt dat dit uitgangspunt onjuist is. De aangevallen uitspraak II en het besluit van
27 mei 2008 dienen mitsdien te worden vernietigd.
5.2. Nu appellante niet tot werken in staat is dient het besluit van 17 januari 2008, bedoeld in 5.1 te worden herroepen, zodat voor appellante geen verplichting tot re-integratie bestaat.
6. De Raad acht termen aanwezig het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Nu sprake is van samenhangende zaken worden deze kosten begroot op € 644,-- voor verleende bijstand in beroep en op
€ 644,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep,
Vernietigt de aangevallen uitspraken I en II;
Vernietigt de besluiten van 27 mei 2008;
Herroept de besluiten van 17 januari 2008;
Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 1.288,-- te betalen aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 292,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011.