ECLI:NL:CRVB:2011:BP0996

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2291 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van onverschuldigd betaalde WGA-uitkering

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van onverschuldigd betaalde WGA-uitkering aan appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Breda van 10 maart 2010. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 en 15 april 2009, waarbij haar WGA-uitkering opnieuw was berekend en een bedrag van € 541,57 was teruggevorderd. Appellante stelde dat het Uwv ten onrechte geen kosten van rechtsbijstand in bezwaar had vergoed en dat de herberekening van de WGA-uitkering onjuist was, omdat er geen rekening was gehouden met haar eerdere inkomsten als zelfstandige.

De Raad overwoog dat de gevorderde kosten van rechtsbijstand geen steun vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, aangezien de besluiten van 14 en 15 april 2009 niet herroepen zijn en er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtshulp vanwege de familierelatie tussen appellante en haar gemachtigde. Wat betreft de toepassing van de Wet WIA concludeerde de Raad, in overeenstemming met de rechtbank, dat het Uwv de wettelijke bepalingen correct had toegepast. De argumenten van appellante werden verworpen, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling volgens artikel 8:75 van de Awb.

De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, en R.L. Venneman als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.

Uitspraak

10/2291 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 10 maart 2010, 09/4267 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft haar broer, [naam broer] advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2010. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A. Ooms.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 23 maart 2007 heeft het Uwv aan appellante met ingang van 16 maart 2007 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
1.2. Naar aanleiding van appellantes opgave van inkomsten uit arbeid heeft het Uwv bij besluit van 14 april 2009 de WGA-uitkering van appellante over de maanden januari en februari 2009 opnieuw berekend.
1.3. Bij besluit van 15 april 2009 heeft het Uwv van appellante een bedrag van € 541,57 teruggevorderd, namelijk de over de maanden januari en februari 2009 onverschuldigd betaalde WGA-uitkering.
1.4. Tegen de besluiten van 14 en 15 april 2009 is namens appellante bezwaar gemaakt.
1.5. Bij besluit van 18 augustus 2009 heeft het Uwv de bezwaren tegen de besluiten van 14 en 15 april 2009 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 18 augustus 2009 (bestreden besluit) ingestelde beroep ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante haar in bezwaar en beroep naar voren gebrachte gronden herhaald. Deze komen - kort samengevat - er op neer, dat het Uwv ten onrechte geen kosten van rechtsbijstand in bezwaar heeft vergoed, dat ten onrechte is overgegaan tot herberekening van de WGA-uitkering en dat daarbij ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat appellante voor aanvang van haar arbeidsongeschiktheid ook als zelfstandige werkzaam is geweest. Appellante is van mening dat slechts de inkomsten die haar eerdere inkomsten als zelfstandige te boven gaan in mindering kunnen worden gebracht op de WGA-uitkering.
4. De namens appellante aangevoerde gronden slagen niet. Wat betreft de gevorderde kosten van rechtsbijstand in bezwaar vinden ze geen steun in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht: de besluiten van 14 en 15 april 2009 zijn niet herroepen en voorts is geen sprake van beroepsmatig verleende rechtshulp, gelet op de familierelatie tussen appellante en haar gemachtigde. Wat betreft de toepassing van de Wet WIA is de Raad, met de rechtbank van oordeel, dat het Uwv de betreffende wettelijke bepalingen juist heeft toegepast. Ook het standpunt, zoals hiervoor in de laatste zin van overweging 3 weergegeven, vindt geen steun in de Wet WIA en het Inkomensbesluit Wet WIA.
5. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
6. Voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
NK