ECLI:NL:CRVB:2011:BP0996
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van onverschuldigd betaalde WGA-uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van onverschuldigd betaalde WGA-uitkering aan appellante. De Centrale Raad van Beroep heeft op 14 januari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Breda van 10 maart 2010. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 14 en 15 april 2009, waarbij haar WGA-uitkering opnieuw was berekend en een bedrag van € 541,57 was teruggevorderd. Appellante stelde dat het Uwv ten onrechte geen kosten van rechtsbijstand in bezwaar had vergoed en dat de herberekening van de WGA-uitkering onjuist was, omdat er geen rekening was gehouden met haar eerdere inkomsten als zelfstandige.
De Raad overwoog dat de gevorderde kosten van rechtsbijstand geen steun vinden in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, aangezien de besluiten van 14 en 15 april 2009 niet herroepen zijn en er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtshulp vanwege de familierelatie tussen appellante en haar gemachtigde. Wat betreft de toepassing van de Wet WIA concludeerde de Raad, in overeenstemming met de rechtbank, dat het Uwv de wettelijke bepalingen correct had toegepast. De argumenten van appellante werden verworpen, en de Raad oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling volgens artikel 8:75 van de Awb.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, en R.L. Venneman als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.