ECLI:NL:CRVB:2011:BP0990

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6764 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen recht op een uitkering ingevolge de Wet WIA; Voldoende medische en arbeidskundige grondslag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 december 2009, waarin het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had bij besluit van 20 maart 2009 vastgesteld dat appellante met ingang van 5 april 2007 geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. M. Spek, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet correct is. Ze betoogt dat er geen beperkingen zijn aangenomen voor de belastbaarheidseisen 'duwen en trekken' en 'tillen en dragen', en dat de aan haar voorgehouden functies niet passend zijn. Daarnaast stelt appellante dat de lange behandelingsduur van haar bezwaarschrift aanleiding zou moeten zijn voor toekenning van een WIA-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit van het Uwv niet onrechtmatig is. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapport van 29 december 2008 de arbeidsbeperkingen van appellante adequaat heeft weergegeven en dat de FML op de juiste wijze is opgesteld. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden dat appellante op de datum in geding meer beperkingen had dan in de FML zijn opgenomen. Ook de gestelde lange duur van de behandeling in bezwaar is geen grond voor toekenning van een WIA-uitkering. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden.

Uitspraak

09/6764 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 2 december 2009, 09/2620 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 14 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Spek, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Spek en A. Khabote als tolk. Het Uwv was vertegenwoordigd door M.L. Turnhout.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 20 maart 2009 (hierna: bestreden besluit) heeft het Uwv zijn besluit van 31 januari 2007, waarbij is vastgesteld dat appellante met ingang van 5 april 2007 geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak is het beroep van appellante tegen bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep keert appellante zich tegen de aangevallen uitspraak.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Ter zitting heeft het Uwv aangegeven dat het bestreden besluit zo dient te worden begrepen dat het Uwv zich primair op het standpunt stelt dat appellante per einde wachttijd geschikt is voor gangbare arbeid op basis waarvan de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% bedraagt.
4.3. Appellante betoogt primair dat zij geen duurzaam benutbare mogelijkheden heeft. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet correct is. Zo zijn er geen beperkingen aangenomen ten aanzien van de belastbaarheidsaspecten ‘duwen en trekken’ en ‘tillen en dragen’. Niet is gemotiveerd waarom appellante in dit verband in staat wordt geacht een normale belasting aan te kunnen. Bovendien is er ten aanzien van het belastbaarheidsaspect ‘frequent zware lasten hanteren’ sprake van een verborgen beperking, aldus appellante. De appellante voorgehouden functies zijn niet passend. Tot slot stelt appellante dat haar, vanwege de lange behandelingsduur van het bezwaarschrift, een WIA-uitkering had moeten worden toegekend.
5.1. Met de rechtbank is de Raad oordeel dat het bestreden besluit niet onrechtmatig is, zij het op de volgende gronden.
5.2. In zijn rapport van 29 december 2008 heeft de bezwaarverzekeringsarts uiteengezet welke arbeidsbeperkingen uit de bij appellante bestaande longklachten voortvloeien. In de FML van 30 december 2008 zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van de rubrieken ‘Aanpassing aan fysieke omgevingseisen’ en ‘Dynamische handelingen’. Deze FML steunt op de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts naar aanleiding van een eigen onderzoek, verricht aansluitend aan de hoorzitting op 18 december 2008. Daarnaast heeft de bezwaarverzekeringsarts op zijn verzoek informatie verkregen van de huisarts en longarts en deze informatie bij zijn beoordeling betrokken. De Raad heeft geen aanknopingspunten dat appellante haar mogelijkheden op de datum in geding niet duurzaam kan benutten noch dat de FML een onjuiste weergave biedt van appellantes belastbaarheid op de datum in geding. Daarbij heeft appellante in beroep noch in hoger beroep stukken van medische aard overgelegd waaruit naar voren komt dat zij op de datum in geding meer beperkingen had dan thans is aangenomen.
5.3. Blijkens de beperking op het aspect ‘frequent zware lasten hanteren tijdens het werk’ kan appellante niet tijdens ongeveer een uur per werkdag frequent lasten van ongeveer 15 kilogram hanteren. In een toelichting bij dit belastbaarheidsaspect heeft de bezwaarverzekeringsarts aangegeven dat appellante wel 15 kilogram mag hanteren, maar niet frequent dan wel zeer vaak. Naar het oordeel van de Raad is deze toelichting van gelijke strekking als de aangenomen beperking, zodat van een verborgen beperking geen sprake is.
5.4. Met betrekking tot de aan de schatting ten grondslag gelegde functies overweegt de Raad dat door het Uwv afdoende is gemotiveerd dat daarin de belastbaarheid van appellante niet wordt overschreden.
5.5. Anders dan appellante is de Raad van oordeel dat de gestelde lange duur van de behandeling in bezwaar geen grond kan zijn voor toekenning van een WIA-uitkering.
5.6. Uit het overwogene onder 5.2 tot en met 5.5 volgt dat het hoger beroep faalt en dat de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden moet worden bevestigd.
6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 januari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
TM