ECLI:NL:CRVB:2011:BP0683
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugbetaling van rentedragende lening in het kader van studiefinanciering
In deze zaak gaat het om de terugbetaling van een rentedragende lening door appellante, die studiefinanciering heeft ontvangen. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 20 april 2010. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante verplicht was om een lening van € 4.382,64 terug te betalen, omdat zij de maximale periode van studiefinanciering had ontvangen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap trad in dit geding op als vertegenwoordiger van de voormalige IB-Groep, die verantwoordelijk was voor de studiefinanciering.
De Raad overweegt dat appellante in hoger beroep aanvoert dat zij nooit om een rentedragende lening heeft gevraagd en dat er onduidelijkheid bestaat over de periode waarin zij studiefinanciering heeft ontvangen. De Raad stelt vast dat appellante in de periode van september 2000 tot en met april 2005 en van september tot en met december 2005 in totaal 60 maanden prestatiebeurs heeft ontvangen, wat overeenkomt met de maximale periode. De Raad concludeert dat de Minister de wet correct heeft toegepast en dat er geen redenen zijn om de terugbetaling te ontzien op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 januari 2011.