ECLI:NL:CRVB:2011:BP0215

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-28 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de WAO

In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep is behandeld, gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De uitspraak betreft een hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gegrond werd verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 12 september 2002 op 45-55% was vastgesteld, maar de rechtbank oordeelde dat dit besluit niet voldoende was onderbouwd met een arbeidskundig onderzoek.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak op 7 januari 2011 vastgesteld dat in eerdere uitspraken geen oordeel is gegeven over de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellante had van meet af aan medische grieven geuit, maar deze waren niet onderbouwd met relevante medische gegevens. De Raad heeft de stellingen van appellante over haar ziekte van Crohn beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet voldoende waren onderbouwd en geen steun vonden in het dossier.

De Raad heeft het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 mei 2009 als voldoende onderbouwing voor het bestreden besluit beschouwd. De Raad oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak, voor zover deze was aangevochten. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of schadevergoeding. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

10/28 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 november 2009, 09/391 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 januari 2011
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Klinkert, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2010. Appellante is - zoals zij had bericht - niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een overzicht van de relevante feiten verwijst de Raad naar de uitspraak van de rechtbank van 9 mei 2005 (05/92), de uitspraak van de Raad van 21 december 2007 (05/3757 en 06/51) alsmede de aangevallen uitspraak.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 12 december 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per 12 september 2002 45-55% bedraagt.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan geheel in stand blijven. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat aan dat besluit ten onrechte geen arbeidskundig onderzoek ten grondslag is gelegd. Door middel van het in beroep overgelegde rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 mei 2009 is het bestreden besluit alsnog van een deugdelijke onderbouwing voorzien.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij, naar alle waarschijnlijkheid, op 12 september 2002 al aan de ziekte van Crohn leed. Zij kon de functies productiemedewerker industrie, opmaker polissen en inpakker niet verrichten.
4.1. De Raad stelt vast dat in geen van de voorafgaande uitspraken een oordeel is gegeven over de medische grondslag van het bestreden besluit. Appellante heeft van meet af aan medische grieven geuit en deze nadien niet prijsgegeven. De Raad zal daarom eerst ingaan op de stellingen van appellante ten aanzien van dit punt.
4.2. Appellante is op 21 mei 2002 onderzocht door de verzekeringsarts. Deze heeft kennis genomen van de voorgeschiedenis, appellante op het spreekuur gezien en informatie gevraagd bij de psychologen van de HSK Groep, waar appellante in behandeling was. Hij heeft geconcludeerd dat bij appellante sprake is van duurzaam benutbare mogelijkheden en een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld. De bezwaarverzekeringsarts heeft appellante tijdens de hoorzitting gezien en kennis genomen van de informatie van de huisarts, de longarts, de HSK Groep en de psycholoog. Volgens hem sluit de FML voldoende aan op de diagnose en het klinische beeld. Uit de informatie van de behandelaars komen geen nieuwe medische feiten naar voren waaruit zou blijken dat de beperkingen zouden zijn onderschat of moeten worden bijgesteld.
De Raad ziet geen redenen om aan deze conclusie te twijfelen. Noch in beroep noch in hoger beroep heeft appellante medische gegevens overgelegd. Haar stelling dat zij lijdt aan de ziekte van Crohn is niet onderbouwd en vindt geen enkele steun in de in het dossier aanwezige stukken.
4.3. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat met het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige van 5 mei 2009 het bestreden besluit ook van een deugdelijke arbeidskundige onderbouwing is voorzien.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling tot een proceskostenvergoeding of tot vergoeding van schade bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 januari 2011.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
IvR