ECLI:NL:CRVB:2010:BO9773

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/4176 WVG + 08/1237 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode inzake een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). Appellant had op 1 juni 2002 een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening, die aanvankelijk werd toegewezen voor een bedrag van maximaal € 52.248,20. Na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 80.551,--. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant gegrond en vernietigde het besluit van het College, waarna het College een nieuwe beslissing op bezwaar nam, waarbij het bedrag werd vastgesteld op € 83.710,45. Appellant was echter van mening dat de kostenbegroting niet voldeed aan zijn behoeften en dat er meer aanpassingen nodig waren. De Raad heeft deskundigen ingeschakeld om de kostenbegroting te beoordelen. De deskundige, Van den Eijnde, kwam tot een kostenbegroting van € 103.429,27, wat door het College werd geaccepteerd. De Raad oordeelde dat er geen reden was om van deze kostenbegroting af te wijken, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad besloot dat appellant recht had op de financiële tegemoetkoming van € 103.429,27 en dat het College het griffierecht moest vergoeden.

Uitspraak

07/4176 WVG
08/1237 WVG
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 juni 2007, 06/4232 (hierna: aangevallen uitspraak)
in het geding tussen
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint-Oedenrode (hierna: College)
Het geding is behandeld op de zitting van 21 mei 2008. Appellant is daar verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.F.M. van Gurp-Steenbakkers en H. van Roon. Het onderzoek is na de zitting heropend. Vervolgens heeft ir. B.F.W.M. van den Eijnde, verbonden aan Scio Consult, (hierna: Van den Eijnde) de Raad bij brief van 23 juli 2009 van advies gediend. Partijen hebben daarop bij brieven van 30 augustus 2009 (appellant) en 21 augustus 2009 (College) gereageerd. Van den Eijnde heeft bij brief van 15 december 2009 een reactie ingezonden. Van den Eijnde heeft de Raad voorts nog van advies gediend bij brief van 23 juli 2010. Partijen hebben ook daarop gereageerd.
Het geding is opnieuw behandeld op de zitting van 3 november 2010. Appellant is verschenen. Het College heeft zich wederom laten vertegenwoordigen door mr. W.F.M. van Gurp-Steenbakkers en H. van Roon.
1.1. Appellant heeft op 1 juni 2002 op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een aanvraag ingediend voor een woonvoorziening in de vorm van aanpassing van zijn woning.
1.2. Het College heeft die aanvraag, na zich te hebben laten voorlichten door Argonaut, het Regionaal Indicatie Orgaan en Chambers Consultancy, bij besluit van 31 mei 2005 toegewezen in die zin dat een financiële tegemoetkoming wordt toegekend van maximaal € 52.248,20. Daarbij is het College ervan uitgegaan dat een gelijkvloerse woningaanpassing de goedkoopst adequate voorziening is.
1.3. Het College heeft het bezwaar van appellant tegen het besluit van 31 mei 2005 bij besluit van 8 september 2006 gegrond verklaard, het besluit van 31 mei 2005 herroepen en het bedrag van de tegemoetkoming onder toepassing van de hardheidsclausule nader vastgesteld op € 80.551,--.
2.1. De rechtbank heeft het beroep van appellant in de aangevallen uitspraak gegrond verklaard, het besluit van 8 september 2006 vernietigd en het College opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Zij heeft tevens bepaald dat het College het griffierecht dient te vergoeden.
2.2. Het College heeft hangende het hoger beroep van appellant ter uitvoering van de aangevallen uitspraak op 20 februari 2008 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Het bedrag van de toegekende financiële tegemoetkoming is daarin nader vastgesteld op € 83.710,45.
2.3. Appellant heeft in hoger beroep gronden aangevoerd die zowel het programma van eisen als de kostenbegroting regarderen. Appellant is van mening dat meer aanpassingen nodig zijn dan waarvan bij de kostenbegroting is uitgegaan en hij is het niet eens met de kostenbegroting zelf. Het College heeft op beide punten verweer gevoerd.
2.4. De Raad heeft het geraden geacht zich ten aanzien van beide onderwerpen te laten voorlichten door Van den Eijnde. Deze heeft in zijn advies van 23 juli 2009 geadviseerd over het noodzakelijke programma van eisen. Hij is daarbij uitgegaan van het uitgangspunt dat onder de Wvg slechts aanspraak bestaat op de goedkoopst adequate voorziening. Van den Eijnde heeft bij brief van 23 juli 2010 geadviseerd over de kostenbegroting. Uitgaande van het door hem in het advies van 23 juli 2009 neergelegde programma van eisen bedraagt de kostenbegroting € 103.429,27. Als wordt uitgegaan van het programma van eisen, zoals appellant dat ziet, en van door appellant gestelde vermeende toezeggingen van de zijde van het College, dan komt de begroting uit op € 139.859,42.
2.5.Partijen hebben gereageerd op beide adviezen.
3.1. De Raad is tot de volgende beoordeling gekomen.
3.2. Het besluit van 20 februari 2008 komt niet geheel aan de indiener van het beroep tegemoet. Dit betekent dat dit besluit op grond van de artikelen 6:18, eerste lid, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in de beoordeling dient te worden betrokken.
3.3. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundigen in beginsel volgt. De Raad ziet geen aanleiding om dat in dit geval niet te doen. De Raad merkt daarbij op dat Van den Eijnde kennis heeft genomen van alle gedingstukken, dat hij de woning van appellant heeft bezocht en dat hij ook mondeling kennis heeft genomen van de standpunten van appellant. De deskundige heeft in de reacties van partijen op het rapport van 23 juli 2009 geen aanleiding gezien om het programma van eisen te veranderen.
3.4. De Raad stelt vast dat namens het College ter zitting is verklaard dat het College zich conformeert aan de door de deskundige opgestelde kostenbegroting van € 103.429,27.
3.5. De Raad is van oordeel dat er geen reden is om van deze kostenbegroting af te wijken, nu de begroting, waarvan appellant wenst uit te gaan, enerzijds niet is gebaseerd op het onder de Wvg geldende uitgangspunt dat (slechts) aanspraak bestaat op de goedkoopst adequate voorziening en er anderzijds ten onrechte van uitgaat dat rechtens bindende toezeggingen zijn gedaan om een hoger bedrag te vergoeden.
4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat als volgt beslist moet worden:
- De aangevallen uitspraak wordt bevestigd;
- Het beroep tegen het besluit van 20 februari 2008 wordt gegrond verklaard;
- Het besluit van 20 februari 2008 wordt vernietigd;
- De Raad voorziet zelf in de zaak door te bepalen dat appellant recht heeft op een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing van € 103.429,27;
- Het College dient het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 106,-- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en H.J. de Mooij en M.I. ’t Hooft als leden, in tegenwoordigheid van J.R.K.A.M. Waasdorp als griffier.
De voorzitter sluit het onderzoek.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 3 november 2010
De griffier. De fungerend voorzitter.
J.R.K.A.M. Waasdorp R.M. van Male
Voor eensluidend afschrift
de griffier van de
Centrale Raad van Beroep.
IJ