ECLI:NL:CRVB:2010:BO9547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- J.P.M. Zeijen
- M.C.M. van Laar
- Rechtspraak.nl
Weigering om terug te komen van de niet-toekenning aan appellante van een Wajong-uitkering
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 12 mei 2010 haar beroep ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op goede gronden had besloten om geen Wajong-uitkering toe te kennen aan appellante, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die dit zouden rechtvaardigen. Appellante had aanvullende stukken ingediend, maar de rechtbank vond deze niet relevant voor de beoordeling van de zaak.
Tijdens de zitting op 19 november 2010 is appellante verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde L.J. Musters, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door A. Ooms. Appellante voerde verschillende gronden aan, waaronder de stelling dat het besluit van 10 juli 2003 nietig was omdat zij ten tijde van het medisch onderzoek minderjarig was, en dat het Uwv beschikte over een onvolledig medisch dossier. Ook stelde zij dat er een afspraak was gemaakt over een nieuwe aanvraag voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv zou zijn geschonden.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen geconcludeerd dat de door appellante aangevoerde gronden geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden opleveren zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelde dat deze gronden in een eerder stadium naar voren hadden kunnen worden gebracht en dat de gestelde gebreken niet ernstig genoeg waren om het eerdere besluit nietig te verklaren. Bovendien werd het verzoek van appellante om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen afgewezen, omdat er in het kader van een verzoek als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb geen plaats is voor een deskundigenonderzoek.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter J. Brand, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 december 2010.