ECLI:NL:CRVB:2010:BO9060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K. Zeilemaker
- K. Moaddine
- Rechtspraak.nl
Misbruik van procesrecht in hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 4 september 2009. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar tegen een besluit van de korpsbeheerder van 2 december 1999 niet-ontvankelijk verklaard. De Centrale Raad oordeelde dat er sprake was van misbruik van procesrecht, aangezien appellant bleef volharden in het instellen van beroep over een kwestie die al meerdere malen door de rechtbank en de Raad was beslist. De Raad verwees naar eerdere uitspraken en bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij appellant ook in de proceskosten werd veroordeeld.
De Raad behandelde het hoger beroep op 2 december 2010, waarbij appellant zelf aanwezig was en de korpsbeheerder werd vertegenwoordigd door mr. W.H. Janssen, juridisch adviseur. Appellant had verzocht om de omschaling van 1 juli 1992 ongedaan te maken en om de korpsbeheerder te verplichten te reageren op zijn brieven van 24 en 30 september 2010. De Raad kon hier echter niet op ingaan, omdat deze verzoeken de omvang van het geding te buiten gingen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de korpsbeheerder terecht had gesteld dat op het bezwaar van appellant was beslist bij een eerdere beslissing op bezwaar van 18 oktober 2000. De Raad oordeelde dat appellant onder deze omstandigheden geen beroep meer kon instellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Raad besloot ook dat de korpsbeheerder recht had op vergoeding van de proceskosten in hoger beroep, die werden begroot op € 644,-.