ECLI:NL:CRVB:2004:AO2505
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.A.A.G. Vermeulen
- K. Zeilemaker
- M.S.E. Wulffraat-Van Dijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake ontslaguitkering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die eervol ontslag heeft gekregen als personeelsfunctionaris bij de politie en recht heeft op een uitkering op basis van het Rijkswachtgeldbesluit 1959. Appellant heeft in 1999 verzocht om zijn ontslaguitkering gelijk te laten lopen met de verhogingen van de gemeentelijke salarisschaal, maar dit verzoek werd afgewezen. Het bezwaar dat appellant hiertegen indiende, werd op 18 oktober 2000 ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens op 28 augustus 2001 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar, maar de rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat er geen beroepsmogelijkheden meer openstonden voor appellant, omdat er al een beslissing op bezwaar was genomen.
In hoger beroep betoogde appellant dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk had verklaard. Hij stelde dat gedaagde geen besluit had genomen dat inging op zijn argumenten in bezwaar en dat het advies van de bezwarenadviescommissie niet deugdelijk was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 december 1999 ongegrond was verklaard en dat dit een beslissing op bezwaar was, waartegen appellant beroep kon instellen. De Raad stelde vast dat appellant geen gebruik had gemaakt van de beroepsmogelijkheid, wat hem om moverende redenen niet was gelukt.
De Raad overwoog verder dat op grond van artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, maar dat deze bepaling niet van toepassing was in dit geval, omdat er al een besluit was genomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 22 januari 2004.