ECLI:NL:CRVB:2010:BO9033

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5792 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak inzake WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 september 2009, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv werd gegrond verklaard. Het Uwv had eerder, bij besluit van 8 juli 2005, de WAO-uitkering van appellant ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% was. Appellant betoogde dat hij recht had op een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, omdat het Uwv een eerder bezwaar tegen de intrekking van zijn uitkering gegrond had verklaard. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv het primaire besluit niet had herroepen en dat er geen gerechtvaardigde verwachtingen waren gewekt dat de uitkering ongewijzigd zou blijven.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt, maar de Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het Uwv niet had gehandeld in strijd met de wet en dat de eerdere beslissing van het Uwv om de uitkering in te trekken, niet was herroepen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak, wat betekent dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend aan appellant. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 24 december 2010.

Uitspraak

09/5792 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 september 2009, 09/677 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D.A. Harff, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 12 februari 2010 heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, zich als opvolgend gemachtigde gesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2010. Appellant is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.K. Dekker.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 8 juli 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 8 september 2005 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van appellants arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Het tegen het besluit van 8 juli 2005 gemaakte bezwaar is bij besluit van 14 januari 2009 (hierna: bestreden besluit) gegrond verklaard, waarbij het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 8 september 2005 heeft vastgesteld op 25 tot 35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dit besluit vernietigd doch bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt niet de grond van appellant, dat, nu het Uwv een eerder bezwaar tegen intrekking van zijn WAO-uitkering met ingang van 8 september 2005 gegrond heeft verklaard, hij onverminderd recht heeft op een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%. Daartoe heeft de rechtbank - samengevat - overwogen dat het Uwv het primaire besluit van 8 juli 2005 niet heeft herroepen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn voorts gerechtvaardigde verwachtingen gewekt dat de WAO-uitkering ongewijzigd zou blijven.
3. In hoger beroep betoogt appellant, evenals in beroep, dat hij met ingang van 8 september 2005 in aanmerking komt voor een WAO-uitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De tegen de aangevallen uitspraak aangevoerde grond slaagt niet. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd. De Raad voegt daaraan toe dat uit het feit dat het primaire besluit van 8 juli 2005 niet is herroepen volgt dat opnieuw op het bezwaar moest worden beslist.
4.3. Derhalve dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en H.J. Simon en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
WG