ECLI:NL:CRVB:2010:BO8958

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2749 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van Wajong-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 9 april 2010 haar beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 23 april 2009 besloten om de Wajong-uitkering van appellante in te trekken, omdat haar arbeidsongeschiktheid per 19 januari 2009 was afgenomen naar minder dan 25%. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J.G. Tijhuis, heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 12 november 2010. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.H. Put.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wajong-regelgeving zoals die gold tot 1 januari 2010. De Raad oordeelt dat de rechtbank de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig heeft uitgevoerd en dat er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd door appellante in het hoger beroep. De Raad bevestigt dat de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid op de datum in geding een zelfstandige beoordeling is en dat eerdere beoordelingen niet relevant zijn voor deze zaak.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met J. Brand als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 24 december 2010.

Uitspraak

10/2749 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 april 2010, 09/1476 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.J.G. Tijhuis, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2010. Appellante en haar gemachtigde zijn, zoals tevoren aangekondigd, niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. F.H. Put.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 23 april 2009 heeft het Uwv, beslissend op bezwaar, gehandhaafd zijn besluit van 18 november 2008 waarbij de uitkering van appellante op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) met ingang van 19 januari 2009 wordt ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante per die datum is afgenomen naar minder dan 25%.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het door appellante tegen het besluit van 23 april 2009 ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat zij geen aanleiding ziet om de medische beoordeling door de artsen van het Uwv niet zorgvuldig te achten en zij geen reden ziet om aan te nemen dat in de FML onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante. Derhalve berust het besluit van 23 april 2009 op een toereikende en juiste medische grondslag. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies vanuit medisch oogpunt passend zijn te achten voor appellante.
3. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van hetgeen zij reeds in beroep heeft aangevoerd. Nieuwe argumenten zijn door appellante niet aangevoerd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wajong, zoals die luidden tot 1 januari 2010.
4.2. De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank aangaande de medische grondslag en de passendheid van de geduide functies vanuit medisch oogpunt, en onderschrijft volledig de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. De Raad merkt op dat in de overweging onder 2.6 in de aangevallen uitspraak besloten ligt dat de rechtbank de artsen van het Uwv voldoende deskundig acht op het gebied van ME/CVS.
De Raad stelt verder vast dat namens appellante in hoger beroep geen medische gegevens zijn overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat meer dan wel verdergaande beperkingen voor het verrichten van arbeid moeten worden aangenomen.
4.3. De Raad voegt hier aan toe dat de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op de datum in geding, 19 januari 2009, een op zichzelf staande beoordeling betreft. Het gegeven dat ten aanzien van appellante op een eerder beoordelingsmoment – al dan niet bij dezelfde gezondheidstoestand – meer beperkingen zijn aangenomen, is dan ook niet van belang.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en H.J. Simon en J.P.M. Zeijen als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
(get.) J. Brand.
(get.) T.J. van der Torn.
KR