ECLI:NL:CRVB:2010:BO8925

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/7083 WAO-T + 08/7084 WAO-T
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor functies na herbeoordeling door het Uwv

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2010, betreft het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellant, die sinds 1995 ziek is door rugklachten en ernstige brandwonden, is in 1996 in de WAO ingedeeld met een arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Na een herbeoordeling in 2002 werd hij in staat geacht om arbeid te verrichten, met beperkingen vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Het Uwv handhaafde zijn besluiten van 25 juni en 3 juli 2007, waarbij de uitkering werd verlaagd naar 15-25% arbeidsongeschiktheid. Appellant stelde dat de functies die hem werden aangeboden, waaronder parkeercontroleur en bewaker parkeergarage, niet toegankelijk voor hem waren vanwege zijn medische beperkingen, waaronder de noodzaak om een brandpreventiecursus te volgen.

De Raad oordeelt dat de bezwaararbeidsdeskundige voldoende heeft aangetoond dat de belasting in de functies binnen de grenzen van de FML blijft. Echter, de bezwaarverzekeringsarts kon niet overtuigen dat appellant in staat was een brandpreventiecursus te volgen, wat essentieel was voor de functies van parkeercontroleur en bewaker parkeergarage. De Raad concludeert dat het Uwv ten onrechte deze functies aan de schatting ten grondslag heeft gelegd, wat leidt tot twijfels over de juiste indeling van appellant in de arbeidsongeschiktheidsklasse en de re-integratievisie.

De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in de bestreden besluiten te herstellen en een nadere arbeidskundige rapportage in te dienen die de gevolgen van het vervallen van de functies inzichtelijk maakt. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van medische beperkingen en de geschiktheid voor aangeboden functies in het kader van de WAO.

Uitspraak

08/7083 WAO-T en 08/7084 WAO-T
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
T U S S E N U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 november 2008, 08-31 en 08-43 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant liet hoger beroep instellen door mr. A.A. Bouwman, advocaat te Amsterdam, en gaf in een brief van 19 september 2010 de beroepsgronden nog eens weer.
Het Uwv voerde verweer en zond nadere rapporten van 6 juni 2008 en 8 januari 2009 van de bezwaararbeidsdeskundige en een nader rapport van de bezwaarverzekeringsarts in.
Met een brief van 3 maart 2010 berichtte het Uwv dat appellant bij besluit van 2 maart 2010 per 19 februari 2009 is ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100% onder bijvoeging van een verzekeringsgeneeskundig verslag van 23 april 2009.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 1 oktober 2010. Mr. H. Stoppelenburg, kantoorgenote van mr. Bouwman, vertegenwoordigde appellant en namens het Uwv verscheen mr. M. van Nederveen.
II. OVERWEGINGEN
1. Het beroep richt zich tegen twee besluiten van 22 november 2007. Hierbij handhaaft het Uwv ondanks het bezwaar van appellant zijn besluiten van 25 juni 2007 en 3 juli 2007. Met het besluit van 3 juli 2007 verlaagde het Uwv de aan appellant toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) per 14 augustus 2007 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Met het besluit van 25 juni 2007 stelde het Uwv een re-integratievisie vast.
2. De rechtbank hield op 10 juni 2008 zitting en verklaarde de beroepen bij de aangevallen uitspraak ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
3.2. Appellant werkte laatstelijk als orderverzamelaar voor 37,5 uur per week. Hij meldde zich ingaande 10 april 1995 ziek wegens rugklachten. Kort daarna liep appellant zeer ernstige brandwonden op bij een echtelijke twist.
3.3. Appellant is op medische gronden niet langer geschikt voor zijn eigen werk. Een voormalige bedrijfsvereniging kende hem met ingang van 26 april 1996 een WAO-uitkering toe naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
3.4. Bij een herbeoordeling medio 2002 werd bij het medisch onderzoek aangenomen dat appellant in staat was om arbeid te verrichten, zij het dat voor hem daarbij beperkingen golden. Deze werden vastgelegd in een zogenoemde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige selecteerde aan de hand van de FML functies waarvan de belasting binnen de grenzen van de belastbaarheid van appellant vielen. Vanwege de toegepaste reductiefactor bedroeg het loonverlies echter meer dan 80% en het Uwv continueerde ongewijzigd de WAO-uitkering van appellant.
3.5. Op 30 mei 2007 onderzocht de verzekeringsarts M. Borgman appellant op zijn spreekuur. Hij stelde een FML op met beperkingen op fysiek gebied. In die FML ontbreken, afgezien van een beperking in verband met schrijfkramp, beperkingen ten aanzien van sociaal of psychisch functioneren. De bezwaarverzekeringsarts deed zelf (lichamelijk) onderzoek, waarbij hij geen aanwijzingen vond voor een psychiatrische ziekte, ook al maakte appellant een onzekere en gespannen indruk.
3.6.1. De arbeidsdeskundige selecteerde opnieuw een aantal functies en de bezwaararbeidsdeskundige becijferde het loonverlies op ruim 23%. Het gaat om de volgende functies:
267050 wikkelaar spoelkokers
317012 verkoper groothandel
342022 parkeercontroleur,
en als reservefuncties:
342021 bewaker parkeergarage
315120 telefonist, receptionist.
3.6.2. Voor de functie van parkeercontroleur geldt de eis dat appellant in staat is een opleiding bedrijfshulpverlening te volgen. De bewaker parkeergarage moet in staat zijn tot het volgen van een EHBO- en brandpreventiecursus.
3.7. De arbeidsdeskundige stelde een re-integratievisie op met de verplichting voor appellant om ten minste vier maal per maand te solliciteren.
4. Appellant voert aan dat de rechtbank een deel van de beroepsgronden in de aangevallen uitspraak onbesproken laat. De uitspraak van de rechtbank liet, na de zitting, bijna een half jaar op zich wachten en daardoor is de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) overschreden. Het wachten op de rechtbankuitspraak gaf veel onrust bij appellant en zijn gezin. Appellant herhaalt dat zijn medische beperkingen in de FML zijn onderschat. Hij meent dat de functies voor hem niet geschikt zijn. Verder voert hij aan dat de functies parkeercontroleur en bewaker parkeergarage voor hem niet toegankelijk zijn, omdat hij vanwege het hem overkomen brandtrauma niet in staat is een brandpreventiecursus te volgen. De functieselectie heeft onvoldoende realiteitswaarde, nu het merendeel part-time functies betreft. Tegen de (handhaving van de) re-integratievisie voert appellant geen zelfstandige beroepsgronden aan.
5.1. Met appellant stelt de Raad vast dat de rechtbank enkele beroepsgronden onbesproken liet. De Raad zal deze gronden hierna bespreken.
5.2. De beroepsgrond dat de functieselectie onvoldoende realiteitswaarde heeft faalt. De Raad verwijst hiervoor naar zijn uitspraak van 6 november 2009, LJN BK2655, rechtsoverweging 4.3.
5.3. Anders dan appellant is de Raad van oordeel dat de redelijke termijn van artikel 6 van het EVRM thans niet is overschreden, nu sinds het op 24 juli 2007 door het Uwv ontvangen bezwaar nog (lang) geen vier jaar is verstreken. De enkele omstandigheid dat de aangevallen uitspraak, ondanks het voorschrift van artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), welk artikel geen fatale termijnen bevat, bijna een half jaar op zich liet wachten, maakt dat niet anders.
5.4. Het hoger beroep van appellant biedt de Raad onvoldoende aanknopingspunten voor een ander oordeel over de medische grondslag van het bestreden besluit dan de rechtbank. De brief van 26 maart 2008 van de behandelend psychotherapeut brengt daarin geen verandering. Uit die brief blijkt dat inmiddels sprake is van een depressieve stoornis. Maar de brief maakt ook duidelijk dat die depressie is ontstaan na en in reactie op de verlaging van de appellants WAO-uitkering en geen betrekking heeft op 14 augustus 2007, de thans in geding zijnde datum.
5.5. De bezwaararbeidsdeskundige heeft naar het oordeel van de Raad voldoende inzichtelijk gemaakt dat de belasting in de functies blijft binnen de grenzen van de FML.
5.6.1. De bezwaarverzekeringsarts pareert in zijn rapport van 6 januari 2009 dat het volgen van een brandpreventiecursus voor appellant te belastend is met het argument dat niet blijkt dat appellant lijdt aan een posttraumatische stresstoornis (PTSS). Dat argument lijkt achterhaald met het in rubriek I vermelde rapport van 23 april 2009, waarin de verzekeringsarts als werkdiagnose PTSS hanteert vanwege de verwijzing van appellant naar een psycholoog in verband met de herbeleving van het hem overkomen brandtrauma: hij heeft last van nachtmerries en overdag flashbacks. Daarbij tekent de Raad nog aan dat het journaal van appellants huisarts in september en oktober 2007 melding maakt van slaapproblematiek.
5.6.2. De bezwaarverzekeringsarts overtuigt de Raad hiermee niet dat appellant in staat is een brandpreventiecursus te volgen.
5.6.3. Het gaat daarbij naast de (reserve-)functie bewaker parkeergarage ook om de parkeercontroleur, die een opleiding bedrijfshulpverlening moet volgen. De Arbeidsomstandighedenwet vormt de wettelijke basis voor de bedrijfshulpverlening. De bedrijfshulpverlening omvat mede het beperken en bestrijden van brand en het alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf. Om hun taken uit te kunnen voeren hebben bedrijfshulpverleners basiskennis en vaardigheden nodig op het gebied van eerste hulp, het beperken en bestrijden van een beginnende brand, alarmering en ontruiming.
5.6.4. De Raad houdt het er voor dat de parkeercontroleur en bewaker parkeergarage voor appellant niet toegankelijk zijn en dat het Uwv deze ten onrechte aan de schatting ten grondslag legt. Daarmee is twijfelachtig of het Uwv appellant in de juiste arbeidsongeschiktheidsklasse indeelde en of in verband daarmee de re-integratievisie juist is. Aan de schatting zou weliswaar nog de in overweging 3.6.1 vermelde reservefunctie telefonist, receptionist ten grondslag kunnen worden gelegd, maar deze functie heeft volgens de samenvatting van de Arbeidsmogelijkhedenlijst een reductiefactor van 0,64.
6. Uit de overwegingen 5.6.1 tot en met 5.6.4 volgt dat de bestreden besluiten, anders dan artikel 7:12, eerste lid, van de Awb voorschrijft, ondeugdelijk zijn gemotiveerd.
7. De Raad ziet aanleiding met toepassing van artikel 21, zesde lid, van de Beroepswet het Uwv op te dragen de gebreken in de bestreden besluiten te herstellen. Het Uwv zal een nadere arbeidskundige rapportage in het geding moeten brengen die de gevolgen van het vervallen van de functies parkeercontroleur en bewaker parkeergarage voor de bestreden besluiten inzichtelijk maakt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Draagt het Uwv op binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken in de bestreden besluiten te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor als voorzitter en R.C. Stam en B. Barentsen als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2010.
(get.) C.W.J. Schoor.
(get.) M.A. van Amerongen.
NW