ECLI:NL:CRVB:2010:BO8532
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- H.G. Rottier
- C.P.J. Goorden
- Rechtspraak.nl
Weigering van uitkering op grond van de Wet WIA na beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de weigering van een uitkering op grond van de Wet WIA werd bevestigd. Appellante, die op 2 maart 2004 uitviel als receptioniste, had op 28 november 2005 een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Na onderzoek door een verzekeringsarts van het Uwv werd vastgesteld dat appellante psychische beperkingen had, maar dat zij in staat was om andere functies te vervullen. Het Uwv concludeerde dat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt was en weigerde haar aanvraag op 1 mei 2006. Appellante maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard op 22 december 2006.
De rechtbank Rotterdam volgde de conclusies van deskundigen die door de rechtbank waren benoemd en oordeelde dat er geen aanleiding was om andere beperkingen aan te nemen dan het Uwv had vastgesteld. In hoger beroep voerde appellante aan dat het medisch onderzoek door het Uwv onvoldoende zorgvuldig was en dat er meer beperkingen waren dan vastgesteld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de eerdere beoordelingen zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om de conclusies van de deskundigen niet te volgen. De Raad bevestigde dat de vaststelling van de mogelijkheden en beperkingen van appellante op het moment van de aanvraag correct was, ondanks dat zij in 2009 wel een uitkering had ontvangen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.