ECLI:NL:CRVB:2010:BO7183

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2443 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen werk

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2010. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem per 7 januari 2004 geen WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden zonder nieuwe relevante gezichtspunten aan te voeren.

De Raad overwoog dat de rechtbank de ingediende gronden van appellant op een uitgebreide en deugdelijke wijze had besproken. De rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige, die ten grondslag lag aan het besluit van het Uwv, gaf inzicht in de geschiktheid van appellant om zijn eigen werk te verrichten, rekening houdend met zijn beperkingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig, waarbij werd benadrukt dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige geen vragen openliet op arbeidskundig gebied.

Uitspraak

10/2443 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2010, 09/2115 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 10 december 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M.P. Friperson, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2010. Appellant was vertegenwoordigd door mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Den Haag, en het Uwv door mr. W. de Rooy-Bal.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellant gericht tegen het besluit van 3 maart 2009, waarbij het Uwv – beslissend op bezwaar – heeft gehandhaafd zijn besluit appellant per 7 januari 2004 geen WAO-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard.
2. In hoger beroep heeft appellant verwezen naar hetgeen hij reeds eerder in de procedure bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. Hij heeft een aantal van de in beroep ingediende gronden expliciet herhaald.
3.1. De Raad overweegt als volgt.
3.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd vormt in essentie een herhaling van hetgeen reeds in beroep is aangevoerd. Nieuwe relevante gezichtspunten zijn in hoger beroep niet naar voren gebracht.
3.3. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de door appellant in beroep ingediende gronden besproken en op uitgebreide en deugdelijke wijze gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank volledig.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige D.L.A. Politon van 19 december 2008, welke rapportage mede ten grondslag ligt aan het besluit van 3 maart 2009, de vraag of appellant – gelet op de voor hem bestaande beperkingen – geschikt is om zijn eigen werk te verrichten inzichtelijk en duidelijk wordt beantwoord. De rapportage laat op arbeidskundig gebied geen vragen open. Het Uwv heeft het besluit van 3 maart 2009 dan ook op deze rapportage – zonder deze voor te leggen aan een (bezwaar)verzekeringsgeneeskundige – kunnen baseren.
3.4. Het hoger beroep van appellant treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van B.E.H. Bekkers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) B.E.H. Bekkers.
TM