ECLI:NL:CRVB:2010:BO7183
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 17 maart 2010. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om hem per 7 januari 2004 geen WAO-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, en appellant herhaalde in hoger beroep zijn eerdere gronden zonder nieuwe relevante gezichtspunten aan te voeren.
De Raad overwoog dat de rechtbank de ingediende gronden van appellant op een uitgebreide en deugdelijke wijze had besproken. De rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige, die ten grondslag lag aan het besluit van het Uwv, gaf inzicht in de geschiktheid van appellant om zijn eigen werk te verrichten, rekening houdend met zijn beperkingen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellant geen doel trof en bevestigde de aangevallen uitspraak.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank volledig, waarbij werd benadrukt dat de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige geen vragen openliet op arbeidskundig gebied.