ECLI:NL:CRVB:2010:BO2494
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake studiefinanciering en onterecht bezit OV-studentenkaart
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft een kortlopende OV-schuld van € 544,- die is ontstaan door onterecht bezit van een OV-studentenkaart. Betrokkene had tot en met 31 augustus 2008 studiefinanciering ontvangen voor haar bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs. Op 4 augustus 2008 heeft zij een wijzigingsformulier ingediend, waarin zij aangaf per 1 september 2008 te starten met de opleiding Bewegingsonderwijs aan de Hanzehogeschool te Groningen. Ze vroeg om studiefinanciering in de vorm van een OV-studentenkaart en nullening. De studiefinanciering werd toegekend op basis van de door betrokkene verstrekte opleidingsgegevens.
Echter, bij Berichten Studiefinanciering van 10 april 2009 heeft de Minister vastgesteld dat betrokkene vanaf 1 september 2008 geen recht had op studiefinanciering, wat leidde tot de OV-schuld. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het besluit van de Minister gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt anders. De Raad stelt dat betrokkene na ontvangst van het Bericht van 22 augustus 2008 bezwaar had moeten maken tegen de onjuiste opleidingsgegevens. De Raad oordeelt dat de Minister terecht de vordering wegens onterecht bezit van de OV-studentenkaart heeft opgelegd en dat de aangevallen uitspraak vernietigd moet worden.
De Raad concludeert dat er geen sprake is van meerdere fouten van de Minister en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van het herzieningsbeleid rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van betrokkene wordt ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.