ECLI:NL:CRVB:2010:BO2451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6302 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WGA-uitkering en beoordeling van duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2010, betreft het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2009. Appellante, die sinds 14 november 2005 arbeidsongeschikt is door angst- en depressieve klachten, had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WGA-uitkering toe te kennen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit op bezwaar van 12 december 2008 de WGA-uitkering correct had toegekend, met een vaststelling van 80% of meer arbeidsongeschiktheid. Appellante herhaalde in hoger beroep de eerder aangevoerde gronden, maar er werden geen nieuwe medische stukken ingediend. De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts de juiste procedures had gevolgd en dat er voldoende medische informatie was om de conclusie te ondersteunen dat er geen sprake was van duurzame arbeidsongeschiktheid.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts op goede gronden had geconcludeerd dat appellante niet duurzaam arbeidsongeschikt was. De Raad achtte geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

09/6302 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 oktober 2009, 09-321 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 22 oktober 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.M. de Roo, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 10 september 2010. Beide partijen zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante is uitgevallen op 14 november 2005 voor haar werk als inpakster in verband met angst- en depressieve klachten.
1.2. Bij besluit op bezwaar van 12 december 2008 heeft het Uwv zijn besluit van 19 juni 2008 gehandhaafd. Bij het laatstgenoemde besluit is aan appellante een uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA-uitkering) toegekend ingevolge de Wet WIA met ingang van 10 juni 2008, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80% of meer.
1.3. Appellante heeft in de bezwaar- en beroepsfase aangevoerd dat zij het niet eens is met de toekenning van een WGA-uitkering omdat zij meent recht te hebben op een
IVA-uitkering aangezien zij duurzaam arbeidsongeschikt is. De bezwaarverzekeringsarts heeft het stappenplan zoals geformuleerd door het Uwv in zijn interne richtlijn “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” niet op de juiste wijze toegepast en heeft zijn medische oordeel inzake de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid onvoldoende zorgvuldig voorbereid en/of gemotiveerd.
1.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het door appellante tegen het besluit van 12 december 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Hiertoe heeft zij (onder meer) overwogen dat het voornoemde stappenplan wel degelijk is gevolgd door de bezwaarverzekeringsarts, ondanks een verschrijving in de verslaglegging van 8 december 2008. Uit de rapportages blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, dat de bezwaarverzekeringsarts is uitgegaan van de situatie beschreven onder mogelijkheid a van stap 2 van het eerdergenoemde stappenplan, hetgeen inhoudt dat er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden in het eerstkomende jaar. Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat voor dit standpunt van de bezwaarverzekeringsarts in de voorhanden zijnde gegevens van medische aard voldoende steun te vinden is.
2. Appellante heeft in hoger beroep de in bezwaar en beroep aangevoerde gronden herhaald. In hoger beroep zijn geen nadere medische stukken ingediend.
3.1. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de aangevoerde gronden geen aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid door de (bezwaar-)verzekeringsarts. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan het stappenplan. Ten aanzien van de inschatting van de bezwaarverzekeringsarts van de kansen op verbetering van de belastbaarheid in het eerstkomende jaar is de Raad met de rechtbank en onder dezelfde overwegingen van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts destijds, gelet op de aanwezige medische informatie, op goede gronden is gekomen tot de conclusie dat er geen sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. De in eerste aanleg ingediende expertise-rapportage gedateerd 27 juli 2009 van G. Leigh-Valles, psycholoog en M. Meijer, psychiater, beiden werkzaam bij Kenter Psychodiagnostiek Amsterdam, geeft de Raad evenmin als de rechtbank aanleiding tot twijfel ten aanzien van het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad verenigt zich ook op dit punt met het oordeel van de rechtbank en maakt de overwegingen van de rechtbank terzake tot de zijne.
3.2. Gelet op het voorgaande dient de aangevallen uitspraak te worden bevestigd.
3.3. De Raad acht geen termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Rijnen.
JL