ECLI:NL:CRVB:2010:BO1972
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering omzetting prestatiebeurs in een gift wegens overschrijding diplomatermijn
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de weigering van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de prestatiebeurs van appellant om te zetten in een gift werd bevestigd. Appellant had in 1998 zijn studie Werktuigbouwkunde aan de Hogeschool Utrecht gestart en ontving studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs. Na het behalen van zijn diploma in 2003 werd een deel van zijn prestatiebeurs omgezet in een gift. In 2003 begon appellant aan een nieuwe opleiding aan de TU Eindhoven, waarvoor hij opnieuw een prestatiebeurs ontving. Na het behalen van zijn diploma in 2008 verzocht hij om omzetting van zijn prestatiebeurs voor de periode van september 2003 tot augustus 2004 in een gift. De Minister weigerde dit, omdat het diploma buiten de diplomatermijn was behaald, zoals vastgelegd in artikel 5.7 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Minister terecht had geweigerd de prestatiebeurs om te zetten in een gift, omdat appellant zijn diploma buiten de geldende diplomatermijn had behaald. De Raad benadrukte dat de wetgeving duidelijk is en dat de diplomatermijn voor appellant begon op 1 september 1998 en eindigde op 31 augustus 2008. De Raad vond geen aanleiding om de beslissing van de Minister te herzien en concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 oktober 2010.