[appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 17 december 2008, 08/727 (hierna: aangevallen uitspraak)
VGZ Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Eindhoven, (hierna: VGZ)
Datum uitspraak: 22 september 2010
Namens appellante heeft W.H. Kolenburg, de echtgenoot van appellante, hoger beroep ingesteld.
VGZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2010. Voor appellante is K. verschenen. VGZ is met kennisgeving niet verschenen.
1. De Raad verwijst voor een weergave van de feiten naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
1.1. Aan appellante is op grond van het bepaalde bij en krachtens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) thuiszorg verleend. Het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Ziektekosten (hierna: CAK) heeft haar daarvoor bij diverse facturen eigen bijdragen in rekening gebracht.
1.2. VGZ heeft het bezwaar van appellante tegen die facturen bij besluit 7 april 2008 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. Voor zover het bezwaar gegrond is verklaard heeft VGZ het aantal uren verleende zorg nader vastgesteld op in dat besluit vermelde aantallen uren per week.
1.3. Namens appellante is tegen dat besluit beroep ingesteld. Appellante heeft aangevoerd dat de facturen niet begrijpelijk zijn gemotiveerd. Het zijn rekeningen die in het algemeen niet overzichtelijk zijn. Zij meent recht te hebben op een begrijpelijke rekening en verantwoording van de geleverde diensten.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 7 april 2008 ongegrond verklaard. Zij heeft daarbij - voor zover thans nog van belang - overwogen dat vertegenwoordigers van het CAK appellante en haar echtgenoot thuis hebben bezocht en uitleg hebben gegeven over de facturen. De zorgaanbieder Zorggroep Thuis heeft aan appellante een gespecificeerd overzicht van verleende zorg verstrekt. De facturen van het CAK geven per week aan hoeveel uren zorg zijn verleend. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de facturen niet begrijpelijk zijn gemotiveerd.
2.2. Namens appellante is de aangevallen uitspraak bestreden. Zij stelt zich op het standpunt dat de facturen van het CAK niet deugdelijk zijn gemotiveerd. Voorts is aangevoerd dat appellante niet negen maanden maar vier maanden in een kliniek opgenomen is geweest en dat het CAK dat niet wil veranderen. Hetgeen voor het overige naar voren is gebracht komt er in essentie op neer dat appellante en haar echtgenoot op allerlei gebied een gebrek aan begrip en medewerking van diverse overheidsinstanties ervaren.
2.3. VGZ heeft gepersisteerd bij de inhoud van het bestreden besluit. In de facturen is per week en per zorgsoort aangegeven hoeveel uur zorg is verleend. Uitsplitsing naar de aard van de zorg vindt niet plaats, omdat het binnen de AWBZ gehanteerde uurtarief daarvan niet afhankelijk is. Met betrekking tot de opname in de kliniek in 2007 heeft VGZ aangevoerd dat daarvoor een aparte eigen bijdrage in rekening is gebracht. Deze gaat de omvang dit geding echter te buiten, omdat dit geding enkel de eigen bijdrage van de thuiszorg betreft.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. De Raad stelt vast dat de gemachtigde van appellante noch in de stukken noch ter zitting van de Raad duidelijk heeft kunnen maken in hoeverre de in het bestreden besluit gegeven motivering van de facturen tekort schiet. De Raad verenigt zich geheel met hetgeen de rechtbank over die motivering heeft overwogen.
3.2. Hetgeen appellante voor het overige in hoger beroep heeft gebracht, gaat de omvang van dit geding te buiten: de beroepsgrond dat het CAK uitgaat van een onjuist aantal maanden waarin appellante in een kliniek opgenomen is geweest, omdat dit geding niet gaat over het heffen van een eigen bijdrage voor intramurale zorg, maar uitsluitend over thuiszorg; de andere gronden van het beroep omdat zij in het geheel niet zien op het heffen van een eigen bijdrage.
3.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep geen doel treft en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen reden voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en J.J.A. Kooijman en H.C.P. Venema als leden, in tegenwoordigheid van J. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2010.