ECLI:NL:CRVB:2010:BN8689

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6560 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van arbeidsongeschiktheidsuitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de verzoeker. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.C. de Jonge, heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 november 2009, waarin zijn arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 25 tot 35% met ingang van 23 juli 2007. De verzoeker stelde dat de eerdere uitspraak niet naar behoren was erkend en dat de medische onderzoeken door de verzekeringsartsen van het Uwv niet volledig waren, wat leidde tot een onjuiste beoordeling van zijn gezondheidstoestand.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening, zoals vereist onder artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft benadrukt dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe informatie. De Raad heeft ook opgemerkt dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de eerdere medische onderzoeken ondeugdelijk waren en dat er geen aanleiding was om een medisch deskundige te benoemen.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzoek om herziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor verzoekers om substantiële nieuwe informatie te presenteren om een herziening van eerdere uitspraken te rechtvaardigen.

Uitspraak

P R O C E S - V E R B A A L
van de mondelinge uitspraak van de
CENTRALE RAAD VAN BEROEP
meervoudige kamer
Datum: 22 september 2010
Aanvang: 10.00 uur
Zitting hebben: mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mrs. B.M. van Dun en M. Greebe als leden.
Griffier: M. Mostert.
__________________________________________________________________________
1e zaak, reg.nr.: 09/6560 WAO
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), niet verschenen,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv), vertegenwoordigd door mr. H. van Wijngaarden.
I. PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft mr. W.C. de Jonge, advocaat, verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 27 november 2009, 08/6067 WAO.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
II. OVERWEGINGEN
1. De uitspraak waarvan herziening is verzocht, ziet op de herziening van de aan verzoeker toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% met ingang van 23 juli 2007.
2. Verzoeker is van mening dat zijn aanspraken bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht niet naar behoren zijn erkend. Verzoeker stelt zich daartoe, onder verwijzing naar een bij haar aanvullend beroepschrift overgelegd stuk van Instituut Psychosofia, Centrum voor Spirituele Geneeswijze en Spirituele Dans van 6 januari 2010, op het standpunt dat de onderzoeken door de verzekeringsartsen van het Uwv niet volledig zijn geweest en dat de resultaten van die onderzoeken onjuist zijn. Dit heeft ertoe geleid dat er onvoldoende medische informatie over verzoekers gezondheidstoestand in de relevante periode aanwezig is. De rechterlijke toetsing van het desbetreffende besluit is volgens verzoeker eveneens ondeugdelijk geweest evenals de beslissing daarover van de Raad. De Raad heeft volgens verzoeker voorts ten onrechte nagelaten een medisch deskundige te benoemen om de Raad van advies te dienen. Verzoeker heeft verder aangevoerd dat hij - ten gevolge van de ondeugdelijke medische onderzoeken - onvoldoende in staat is gesteld de wettelijke bevoegdheden uit te oefenen die ter borging dienen van zijn rechtspositie, daaronder ook begrepen de bevoegdheden die besloten liggen in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Het oordeel van de Raad.
3.1. In hetgeen verzoeker heeft aangevoerd zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gelegen als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb.
3.2. Voor zover verzoeker betoogt dat de beslissing vervat in de uitspraak van de Raad van 27 november 2009 onjuist is, oordeelt de Raad dat, zoals is overwogen in de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003 (LJN AN7982), het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 22 september 2010
(get.) T. Hoogenboom.
(get.) M. Mostert.
TM