ECLI:NL:CRVB:2010:BN7203

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3866 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

WAZ-uitkering en stakingswinst: beoordeling van het Uwv en de rechtbank

In deze zaak gaat het om de WAZ-uitkering van appellant over het jaar 2004, die door het Uwv niet tot uitbetaling is gekomen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Assen in haar eerdere uitspraak van 18 juni 2009 is bevestigd. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv terecht het bedrag van € 90.499,- bij het bepalen van de inkomsten van appellant buiten beschouwing heeft gelaten, omdat dit bedrag niet als stakingswinst kan worden aangemerkt. Appellant had in zijn belastingaangifte over 2004 dit bedrag niet als stakingswinst opgegeven, en de belastingdienst had dit bedrag ook niet als zodanig erkend.

De Raad heeft vastgesteld dat de wijzigingen in de onderneming van appellant niet leiden tot een stakingswinst, omdat de onderneming niet volledig is gestaakt maar in gewijzigde vorm is voortgezet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de door appellant aangevoerde argumenten niet voldoende zijn om te concluderen dat het Uwv het bedrag als stakingswinst had moeten aanmerken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van de door de belastingdienst geaccepteerde winst bij de vaststelling van het inkomen van zelfstandigen in het kader van de WAZ. De Raad heeft de relevante feiten en omstandigheden op juiste wijze uiteengezet en de argumenten van appellant verworpen, waardoor de beslissing van het Uwv om de WAZ-uitkering niet uit te betalen is bevestigd.

Uitspraak

09/3866 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 18 juni 2009, 08/304 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 3 september 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E.P. Ufkes, werkzaam bij accon avm belastingadvies B.V. te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2010. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.A. Klaver.
De Raad heeft het onderzoek heropend en het Uwv verzocht om een nadere standpuntbepaling.
Het Uwv heeft op dit verzoek gereageerd bij brief van 8 april 2010.
Onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 23 juli 2010. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door Klaver.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank ongegrond verklaard het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv van 25 januari 2008, waarbij het Uwv – beslissend op bezwaar – heeft gehandhaafd zijn besluit dat de uitkering van appellant op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) over de periode 1 januari 2004 tot 1 januari 2005 niet tot uitbetaling komt.
1.2. De rechtbank heeft in rubriek II van de aangevallen uitspraak onder feiten en omstandigheden de voor de beoordeling relevante feiten en omstandigheden op juiste wijze uiteengezet. De Raad verwijst hiernaar.
1.3. De rechtbank heeft met juistheid vastgesteld dat tussen partijen in geschil is of in de door appellant over 2004 behaalde winst een bedrag van € 90.499,- is opgenomen, dat dient te worden aangemerkt als stakingswinst en voor de vaststelling van de inkomsten van appellant uit arbeid als bedoeld in artikel 58 van de WAZ buiten beschouwing dient te blijven.
1.4. De rechtbank heeft voorts met juistheid overwogen dat volgens vaste rechtspraak van de Raad, zoals deze blijkt uit onder andere de uitspraak van 28 september 2005, LJN AU4360, volgt dat bij de vaststelling van het inkomen van een zelfstandige in beginsel dient te worden uitgegaan van de door de belastingdienst geaccepteerde winst.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv terecht het in 1.3 genoemde bedrag bij het bepalen van de inkomsten van appellant als bedoeld in artikel 58 van de WAZ niet buiten beschouwing heeft gelaten. De rechtbank heeft erop gewezen dat appellant in zijn oorspronkelijke belastingaangifte over het jaar 2004 het in 1.3 genoemde bedrag niet als stakingswinst heeft opgegeven en dat de belastingdienst dit bedrag ook niet als stakingswinst heeft aangemerkt. Dat appellant een gewijzigde aangifte heeft gedaan waarin het in 1.3 genoemde bedrag wel als stakingswinst is opgevoerd, heeft de rechtbank niet tot een ander oordeel geleid. De rechtbank heeft erop gewezen dat uit de brief van de belastingdienst van 10 december 2008 weliswaar volgt dat de gewijzigde aangifte wordt geaccepteerd, maar dat uit deze brief niet volgt dat het bedrag genoemd in 1.3 als stakingswinst wordt aangemerkt.
3.1. In hoger beroep heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het Uwv het bedrag genoemd in 1.3 terecht niet als stakingswinst heeft aangemerkt. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat het Uwv terecht de door de belastingdienst vastgestelde winst als inkomsten in de zin van artikel 58 van de WAZ heeft aangemerkt. Appellant heeft ter onderbouwing van zijn standpunt erop gewezen dat uit de brief van de belastingdienst bedoeld in 2 volgt dat zowel de staking als de door hem opgegeven stakingswinst is geaccepteerd. Dat deze acceptatie niet tot wijziging van de vastgestelde winst leidt en dat in de brief van de belastingdienst is vermeld dat geen recht op stakingsaftrek bestaat omdat reeds eerder stakingsaftrek is genoten, neemt naar de opvatting van appellant niet weg dat het in 1.3 bedoelde bedrag als stakingswinst is geaccepteerd en voor de toepassing van artikel 58 van de WAZ in mindering dient te worden gebracht op de door de belastingdienst vastgestelde winst.
3.2. Het Uwv heeft in verweer naar voren gebracht dat uitgangspunt bij de vaststelling van de inkomsten bedoeld in artikel 58 van de WAZ de door de belastingdienst – na aftrek van de stakingswinst – geaccepteerde winst is. Het Uwv heeft – onder verwijzing naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 9 augustus 2007 en van de bezwaararbeidsdeskundige van 25 februari 2008 – aangegeven dat van stakingswinst in dit geval geen sprake is omdat het bedrijf niet is gestaakt, maar in gewijzigde vorm is voortgezet. De doorgevoerde wijziging in de bedrijfsvoering is naar de opvatting van
het Uwv eigen aan de gekozen wijze van bedrijfsvoering.
Het Uwv heeft er voorts op gewezen dat door appellant in de oorspronkelijke aangifte ook geen stakingswinst is opgegeven en dat de belastingdienst ook naar aanleiding van een door appellant gedane gewijzigde aangifte geen bedrag aan stakingswinst heeft vastgesteld of een bedrag als stakingswinst heeft aangemerkt.
4.1. Het hoger beroep van appellant treft geen doel.
4.2. De rechtbank is met juistheid tot het oordeel gekomen dat het Uwv het in 1.3 genoemde bedrag bij het bepalen van de inkomsten van appellant als in geding terecht buiten beschouwing heeft gelaten.
Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de onderneming van appellant niet volledig is gestaakt. De onderneming is – naar niet in geschil is – voortgezet.
Het Uwv heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat evenmin sprake is van een gedeeltelijke staking van de onderneming. De wijzigingen die in de onderneming zijn aangebracht betreffen wijzigingen in de vermogenspositie van de onderneming en een verschuiving van de gebieden waarop de onderneming werkzaam is. Terecht heeft het Uwv zich in navolging van de arbeidsdeskundige en bezwaararbeidsdeskundige op het standpunt gesteld dat zulke wijzigingen eigen zijn aan een onderneming als in geding.
4.3. Met juistheid heeft de rechtbank overwogen dat ook uit de brief bedoeld in 2 geenszins volgt dat door de belastingdienst een bedrag aan stakingswinst is vastgesteld en geaccepteerd. Uit deze brief volgt slechts dat het inkomen als vastgesteld door de belastingdienst naar aanleiding van de oorspronkelijke opgave niet wijzigt. De overige in deze brief gedane mededelingen zijn niet zodanig stellig dat daaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de belastingdienst een bedrag als stakingswinst heeft aangemerkt.
4.4. Gelet op 4.2 heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat de WAZ-uitkering over het jaar 2004 niet tot uitkering komt.
4.5. De aangevallen uitspraak dient mitsdien te worden bevestigd.
4.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en W.D.M. van Diepenbeek als leden, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 september 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) D.E.P.M. Bary.
EK