ECLI:NL:CRVB:2010:BN7164
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J. Riphagen
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herleving WW-uitkering wegens verblijf buiten Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 september 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant, die zijn WW-uitkering wilde laten herleven. Appellant, die sinds 1999 met zijn gezin in de Filippijnen woonde, had verzocht om herleving van zijn WW-uitkering per 31 december 2008. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat hij ten tijde van de aanvraag niet in Nederland woonachtig was. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht de aanvraag had afgewezen, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor het ontvangen van een WW-uitkering, gezien zijn langdurige verblijf buiten Nederland.
De Raad overwoog dat het centrum van de maatschappelijke activiteiten van appellant zich niet in Nederland bevond, aangezien hij en zijn gezin sinds 1999 in de Filippijnen woonden. Appellant had in totaal slechts ongeveer 15 maanden in Nederland verbleven sinds zijn vertrek. De Raad kon geen doorslaggevende betekenis toekennen aan het feit dat het Uwv in het verleden de WW-uitkering van appellant had herleefd bij zijn terugkeer naar Nederland. De Raad benadrukte dat het Uwv niet verplicht was om een onjuiste wetsinterpretatie voort te zetten.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G.A.J. van den Hurk als voorzitter, en de leden J. Riphagen en B.M. van Dun. De griffier was D.E.P.M. Bary. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.