ECLI:NL:CRVB:2010:BN6927

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1764 AW + 09-4689 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inpassing in salarisschaal van ambtenaar bij gemeente Roermond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had het beroep van betrokkene, een ambtenaar, gegrond verklaard en het besluit van de gemeente om betrokkene in te passen in de aanloopschaal, salarisschaal 8, vernietigd. De gemeente stelde dat betrokkene haar functie niet volwaardig had vervuld, met name wat betreft kwantiteit (tijdigheid) en kwaliteit van het werk. Betrokkene had haar targets niet gehaald en nieuwe aanvragen niet tijdig afgehandeld.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het niet voldoende functioneren van betrokkene. De Raad stelde vast dat er voldoende gedocumenteerde gesprekken waren geweest over de voortgang van betrokkene en dat deze gesprekken wezen op een duidelijk tekortschieten in haar functioneren. De Raad oordeelde dat betrokkene redelijkerwijs op de hoogte moest zijn van de verwachtingen die aan haar functie werden gesteld.

De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene tegen het besluit van de gemeente ongegrond. Ook het nieuwe besluit dat de gemeente had genomen ter uitvoering van de eerdere uitspraak werd vernietigd. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

09/1764 AW + 09/4689 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond, (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 20 februari 2009, 08/921 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats], (hierna: betrokkene),
en
appellant
Datum uitspraak: 19 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft appellant op 18 juni 2009 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2010. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.C.M. de Roover, advocaat te ’s-Hertogenbosch, en H.T.E. Arts en M.A.I. Peusen, beiden werkzaam bij de gemeente Roermond. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door mr. L.M. Meuzer, werkzaam bij AbvaKabo FNV.
II. OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkene is sinds 1 juli 2005 werkzaam bij de gemeente Roermond, tot 1 januari 2007 in de functie van [functie 1]. Met ingang van laatstgenoemde datum is betrokkene in verband met een reorganisatie benoemd in de functie van [functie 2].
1.2. Bij besluit van 15 januari 2008 heeft appellant aan betrokkene bericht dat zij met terugwerkende kracht per 1 januari 2007 wordt ingepast in de aanloopschaal, zijnde salarisschaal 8. Dit besluit berust op het standpunt dat betrokkene de functie van [functie 2] ingaande 1 januari 2007 wat betreft de aspecten kwantiteit (tijdigheid), kwaliteit en organisatiesensitiviteit niet volwaardig heeft vervuld. Het besluit van 15 januari 2008 is, na bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 22 april 2008 (hierna: besluit 1).
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak, met beslissingen inzake vergoeding van proceskosten en griffierecht, het beroep van betrokkene tegen besluit 1 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak. De rechtbank heeft daartoe, samengevat weergegeven, overwogen dat appellant zijn standpunt dat betrokkene diende te blijven ingeschaald in de aanloopschaal niet deugdelijk heeft onderbouwd. Onvoldoende duidelijk en inzichtelijk is of betrokkene wist en is gewezen op datgene wat precies van haar werd verlangd wat betreft de te leveren prestaties alsmede de eventuele tekort-komingen die verbetering behoefden om voor plaatsing in de functionele schaal in aanmerking te komen. Op grond van de beschikbare gegevens kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat in het geval van betrokkene sprake is van een duidelijk nog niet voldoende functioneren.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep onder meer het volgende naar voren gebracht. Uitgangspunt is dat in de (meer procesgestuurde) functie van [functie 2] in vergelijking met de (meer mensgerichte) functie van [functie 1] niet langer sprake is van een inspanningsverplichting, maar van een resultaatverplichting. Aangevoerd is dat uit de vele stukken, waaronder de bij de rechtbank overgelegde aantekeningen van de leidinggevende van betrokkene, blijkt dat wel degelijk sprake is geweest van een duidelijk nog niet voldoende functioneren van betrokkene, zodat inpassing in de functionele schaal achterwege kon blijven. Daarbij is erop gewezen, onder verwijzing naar onder andere de eerdergenoemde aantekeningen, dat met betrokkene (zeswekelijkse) voortgangsgesprekken zijn gevoerd, gericht op (verbetering van) haar functioneren. De rechtbank heeft ten onrechte geen acht geslagen op de aantekeningen en op de inhoud van die gesprekken, aldus appellant.
3.2. Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
4.1. Volgens artikel 4, tweede lid, van de Bezoldigingsregeling gemeente Roermond 1997 (hierna: de Bezoldigingsregeling) wordt de ambtenaar afhankelijk van opleiding en ervaring aangesteld in de aanloopklasse of de functieklasse. Artikel 10, eerste lid, van de Bezoldigingsregeling bepaalt dat de ambtenaar die is ingeschaald in de aanloopklasse bevorderd kan worden naar de functieklasse indien hij voldoet aan de functie-eisen ten aanzien van werk- en denkniveau en tevens voldoet aan de eisen die in een goede functievervulling worden gesteld ten aanzien van bekwaamheid, geschiktheid en ijver.
4.2. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (CRvB 13 december 2007, LJN BC0378) heeft als hoofdregel te gelden dat een ambtenaar behoort te worden ingepast in de bij zijn functie behorende salarisschaal, met een beperkte afwijkingsmogelijkheid, namelijk in gevallen waarin sprake is van een duidelijk nog niet voldoende functioneren.
4.3. De Raad is, met appellant en anders dan de rechtbank, van oordeel dat in het geval van betrokkene sprake is van een duidelijk nog niet voldoende functioneren in de voorbedoelde zin. Diverse gedingstukken bieden steun aan het standpunt van appellant dat het functioneren van betrokkene in de functie van [functie 2] met name wat betreft kwantiteit (tijdigheid) en kwaliteit tekortschoot. Betrokkene haalde haar targets niet en zij slaagde er bovendien in veel gevallen niet in om nieuwe aanvragen tijdig af te handelen. Dit blijkt onder meer uit de in memo’s opgenomen kwartaaloverzichten, waarin aan de hand van de bevindingen van kwaliteitsmedewerkers verslag wordt gedaan van het kwaliteitsniveau van de voor appellant werkzame klantmanagers werk. Appellant heeft overigens onweersproken gesteld dat ieder dossier waarin een fout werd geconstateerd individueel werd teruggekoppeld met de kwaliteitsmedewerker. De Raad wijst voorts op de - onder 3.1 genoemde - aantekeningen van de leidinggevende van betrokkene. Met die aantekeningen legde de leidinggevende voor zichzelf de inhoud vast van de met betrokkene gevoerde voortgangsgesprekken. In deze gesprekken werd de voortgang van de werkprocessen die betrokkene onder zich had aan de orde gesteld en werd zij geconfronteerd met de inhoud van de eerdergenoemde memo’s. Ook uit deze aantekeningen komt naar voren dat het functioneren van betrokkene kwantitatief en kwalitatief duidelijk onder de norm was. Dat er geen (formele) verslaglegging heeft plaatsgevonden van de voortgangsgesprekken betekent naar het oordeel van de Raad niet dat er geen betekenis toekomt aan die aantekeningen. De Raad heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid ervan. Betrokkene heeft de weergave van de voortgangsgesprekken ook niet weersproken. De Raad is dan ook van oordeel dat de rechtbank de inhoud van de voortgangsgesprekken ten onrechte niet in haar beoordeling heeft betrokken. De hierop gerichte beroepsgrond van appellant is dus terecht.
4.4. Dat op 28 augustus 2006 nog een functioneringsgesprek is gevoerd waaruit onder andere bleek dat de geleverde productie goed en de kwaliteit van de werkprocessen in het algemeen voldoende waren, acht de Raad overigens, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet relevant. Dit gesprek heeft immers betrekking op het functioneren van betrokkene in haar oude functie van [functie 1]. De functie van [functie 2] betreft een andere functie.
4.5. De Raad is tot slot, anders dan de rechtbank, van oordeel dat voor betrokkene redelijkerwijs duidelijk moet zijn geweest wat er op het vlak van te leveren prestaties van haar werd verwacht. De Raad kan zich op grond van de stukken in grote lijnen verenigen met hetgeen appellant hierover in het beroepschrift heeft opgemerkt, zoals onder rechtsoverweging 3.1 weergegeven. De Raad volstaat ermee daarnaar te verwijzen.
5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd en het door betrokkene tegen besluit 1 ingestelde beroep moet, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, ongegrond worden verklaard.
6. Aan het ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen nieuwe beslissing op bezwaar van 18 juni 2009 (hierna: besluit 2), dat op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geacht wordt onderdeel van dit geding uit te maken, komt door de vernietiging van die uitspraak de grondslag te ontvallen, zodat ook dit besluit moet worden vernietigd.
7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen besluit 1 ongegrond;
Vernietigt besluit 2.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en A.J. Schaap en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van K. Moaddine als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2010.
(get.) J.G. Treffers.
(get.) K. Moaddine.
HD