ECLI:NL:CRVB:2010:BN4445
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- H. Bolt
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van toeslag op grond van de Toeslagenwet met betrekking tot bruto bedragen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 2 juni 2009, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en had een aanvraag ingediend voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) na de overgang naar een vervolguitkering. Het Uwv kende appellant een toeslag toe van € 13,61 bruto per dag, waartegen appellant bezwaar maakte. Het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit, waarbij het stelde dat de hoogte van de toeslag correct was vastgesteld op basis van het voor appellant geldende minimumloon.
De rechtbank oordeelde dat voor de berekening van de toeslag moet worden uitgegaan van bruto bedragen en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar verscheen niet ter zitting. Het Uwv was vertegenwoordigd door W. Metus. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de berekening van de toeslag op basis van bruto bedragen juist was. De Raad merkte op dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling vormden van eerdere argumenten en verwees naar de aangevallen uitspraak. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.