ECLI:NL:CRVB:2010:BN4445

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3469 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van toeslag op grond van de Toeslagenwet met betrekking tot bruto bedragen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 2 juni 2009, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant ontving een loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en had een aanvraag ingediend voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) na de overgang naar een vervolguitkering. Het Uwv kende appellant een toeslag toe van € 13,61 bruto per dag, waartegen appellant bezwaar maakte. Het Uwv handhaafde zijn standpunt in een bestreden besluit, waarbij het stelde dat de hoogte van de toeslag correct was vastgesteld op basis van het voor appellant geldende minimumloon.

De rechtbank oordeelde dat voor de berekening van de toeslag moet worden uitgegaan van bruto bedragen en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, maar verscheen niet ter zitting. Het Uwv was vertegenwoordigd door W. Metus. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de berekening van de toeslag op basis van bruto bedragen juist was. De Raad merkte op dat de gronden van appellant in hoger beroep een herhaling vormden van eerdere argumenten en verwees naar de aangevallen uitspraak. De Raad besloot dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.

Uitspraak

09/3469 TW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 2 juni 2009, 08/370 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 18 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2010. Appellant en zijn gemachtigde zijn, met bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W. Metus.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontving van een zogenoemde loongerelateerde uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) waarvan de einddatum was vastgesteld op 20 november 2007. Per 21 november 2007 is hij in aanmerking gebracht voor een zogenoemde vervolguitkering. Per die datum ontving hij tevens van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). In verband met de overgang van de loongerelateerde uitkering naar de vervolguitkering heeft appellant op 8 november 2007 een aanvraag gedaan om een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW).
1.2. Bij besluit van 15 november 2007 is appellant een toeslag toegekend van € 13,61 bruto per dag. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 26 maart 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv, voor zover hier van belang, het eerder ingenomen standpunt over de hoogte van de toeslag gehandhaafd. Het Uwv heeft gesteld dat het voor appellant geldende minimumloon € 60,57 bruto per dag bedroeg. De WW-uitkering van appellant bedroeg € 33,90 per dag en de WAO-uitkering € 13,06 per dag. Een aanvulling tot 100% van het minimumloon was daarom € 13,61 per dag.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak is dat beroep ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank moet voor de berekening van de toeslag worden uitgegaan van bruto bedragen. Aangezien appellant de hoogte van de WW- , de WAO-uitkering of het voor hem geldende sociaal minimum niet heeft bestreden kwam de rechtbank tot het oordeel dat het Uwv toeslag terecht op € 13,61 bruto per dag had gesteld.
3. In hoger beroep heeft appellant onderschreven dat de berekening juist is als wordt uitgegaan van bruto bedragen, maar dat het netto bedrag dat hem wordt uitgekeerd
€ 100,- per maand minder is dan het minimumloon.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Uit de systematiek van de TW en vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer zijn uitspraak van 11 december 2009, LJN BK6419) volgt dat bij de berekening van de toeslag moet worden uitgegaan van bruto bedragen. De Raad kan zich dan ook verenigen met het oordeel van de rechtbank. Aangezien de Raad zich eveneens kan verenigen met hetgeen de rechtbank overigens heeft vastgesteld en overwogen, en de zeer summiere gronden van appellant in hoger beroep een herhaling vormen van hetgeen hij in eerdere instanties heeft aangevoerd, volstaat de Raad er voor het overige mee te verwijzen naar de aangevallen uitspraak.
4.2. Het hoger beroep slaagt niet, de aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet geen aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en H. Bolt en F.J.L. Pennings als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2010.
(get.) H.G. Rottier.
(get.) A.L. de Gier.
EV