ECLI:NL:CRVB:2010:BN4214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3066 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na niet indienen bezwaar

In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een bijstandsuitkering van appellant, die sinds 19 december 2000 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem heeft op 4 oktober 2006 besloten de bijstand van appellant met ingang van 1 augustus 2006 in te trekken. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt, waardoor het besluit rechtens onaantastbaar is geworden. Vervolgens heeft het College op 14 mei 2007 de kosten van bijstand over de maand augustus 2006 teruggevorderd, wat appellant niet heeft betwist in de eerdere procedures.

De rechtbank Haarlem heeft in haar uitspraak van 16 april 2008 het beroep van appellant tegen het besluit van 25 oktober 2007 ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij het intrekkingsbesluit niet heeft ontvangen of niet heeft begrepen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat deze grond niet kan slagen, omdat appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen het intrekkingsbesluit. Hierdoor staat vast dat de bijstand over augustus 2006 ten onrechte is verstrekt, en is voldaan aan de voorwaarden voor terugvordering op basis van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er zijn geen gronden aangevoerd die de terugvordering in twijfel trekken, en de Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan op 17 augustus 2010.

Uitspraak

08/3066 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (België) (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 16 april 2008, 07/8240 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem (hierna: College)
Datum uitspraak: 17 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Akkas, advocaat te Beverwijk, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 6 juli 2010. Partijen zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving sinds 19 december 2000 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, laatstelijk ingevolge de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
1.2. Bij besluit van 4 oktober 2006 heeft het College de bijstand van appellant met ingang van 1 augustus 2006 ingetrokken. Tegen dit besluit heeft appellant geen bezwaar gemaakt.
1.3. Onder verwijzing naar zijn besluit van 4 oktober 2006 heeft het College bij besluit van 14 mei 2007 de over de maand augustus 2006 gemaakte kosten van bijstand van appellant teruggevorderd tot een bedrag van € 1.179,02. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar van appellant heeft het College bij besluit van 25 oktober 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 25 oktober 2007 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De Raad stelt vast dat het besluit van 4 oktober 2006 rechtens onaantastbaar is geworden. De eerst in hoger beroep aangevoerde - enige - grond dat appellant dit besluit niet heeft ontvangen dan wel niet heeft begrepen dat de over de maand augustus 2006 verleende bijstand zou worden teruggevorderd treft reeds daarom geen doel omdat, zoals onder 1.2 is vermeld, appellant geen bezwaar heeft gemaakt tegen het intrekkingsbesluit van 4 oktober 2006. Daarmee staat vast, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, dat over de maand augustus 2006 ten onrechte bijstand is verstrekt. Derhalve is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 58, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB, zodat het College bevoegd was tot terugvordering van de over de maand augustus 2006 gemaakte kosten van bijstand. Appellant heeft tegen de wijze waarop het College van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt geen zelfstandige gronden aangevoerd.
4.2. Uit het overwogene onder 4.1 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door N.J. van Vulpen-Grootjans als voorzitter en A.B.J. van der Ham en W.F. Claessens als leden, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2010.
(get.) N.J. van Vulpen-Grootjans.
(get.) R. Scheffer.
JvS