ECLI:NL:CRVB:2010:BN4117

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3440 WSF
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om loskoppeling van inkomen in het kader van studiefinanciering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van appellante om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten bij de beoordeling van haar recht op studiefinanciering. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P. Hoogenraad, had eerder een verzoek ingediend bij de Informatie Beheer Groep (IB-Groep), dat op 30 januari 2008 werd afgewezen. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap trad in dit geding in de plaats van de IB-Groep na de intrekking van de wet die de IB-Groep regelde.

De rechtbank Rotterdam had in een eerdere uitspraak op 15 mei 2009 het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat er geen sprake was van een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader. Appellante stelde dat haar vader, die in Mexico woont, geen financiële steun biedt en opzettelijk contact vermijdt. De Raad overwoog dat de situatie niet voldeed aan de wettelijke criteria voor loskoppeling van het inkomen van de ouder, aangezien er geen langdurig ernstig verstoorde verhouding was.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante geen nieuwe gezichtspunten had aangedragen die tot een ander oordeel konden leiden. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokken partijen waren aanwezig tijdens de zitting op 2 juli 2010.

Uitspraak

09/3440 WSF
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2009, 08/514 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
In dit geding is een uitspraak aan de orde over een besluit dat is genomen door de IB-Groep. Op 1 januari 2010 is de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs in werking getreden. Als gevolg hiervan is de IB-Groep opgehouden te bestaan. Ingevolge artikel XXI, eerste lid, van de wet treedt in dit geding de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) in de plaats van de IB-Groep. In deze uitspraak wordt onder de Minister tevens verstaan de IB-Groep.
Namens appellante heeft mr. P. Hoogenraad, advocaat te Maassluis, hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2010.
Appellante was vertegenwoordigd door mr. Hoogenraad. De Minister was vertegenwoordigd door mr. M. van der Toorn.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft gedateerd 9 november 2007 een verzoek gedaan om het inkomen van haar vader buiten beschouwing te laten (verzoek om loskoppeling).
1.2. Bij besluit van 30 januari 2008 is dit verzoek afgewezen.
1.3. De Minister heeft het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar bij besluit van 3 april 2008 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daartoe is aangegeven dat geen sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat tussen appellante en haar vader geen sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding in de zin van de wet. Volgens de rechtbank is veeleer sprake van een situatie waarbij appellantes vader niet bijdraagt in de studiekosten van zijn dochter.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Namens appellante is aangevoerd dat haar vader naar Mexico is vertrokken zonder in financiële zin iets voor haar te regelen. Hij laat opzettelijk niets van zich horen. Zijn exacte verblijfplaats en inkomen zijn onbekend.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. Bij het verzoek om loskoppeling heeft appellante het volgende aangegeven:
“Mijn ouders zijn 13 jaar gescheiden. Mijn haar vader woont in Mexico, we hebben niet zo heel veel contact met elkaar. We bellen wel en e-mailen ook af en toe. Verder draagt mijn vader niet bij aan mijn financiën. Echte problemen heb ik niet met mijn vader, maar omdat hij in Mexico woont kunnen we niet zoveel contact met elkaar hebben.”
De Raad kan hier geenszins uit afleiden dat sprake is van een ernstig en structureel conflict in de zin van de wet. Uit de reactie van de vader van 24 november 2008 (zoals overgelegd in de procedure bij de rechtbank) op de e-mail van de Minister is dat evenmin af te leiden.
4.3. Het beroep van appellante op de uitspraak van de Raad van 20 februari 2009 (LJN BH 3684) slaagt niet omdat het in die zaak om de verdeling van de bewijslast ging, terwijl appellante in het onderhavige geval zelf heeft aangegeven hoe de verhouding met haar vader is en daarover geen onduidelijkheid bestaat.
4.4. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.L. de Gier.
EV