ECLI:NL:CRVB:2010:BN4083

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3058 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid onder de 35%

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 augustus 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Arnhem. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die zijn beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. Het Uwv had vastgesteld dat appellant per 22 februari 2008 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. De rechtbank onderschreef de medische en arbeidskundige grondslag van het Uwv.

De Raad heeft het procesverloop in deze zaak besproken, waarbij appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. T.J.C. Bueters. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.S. Winkel. Tijdens de zitting op 2 juli 2010 is het onderzoek ter zitting gehouden. De Raad heeft vastgesteld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen discrepantie was tussen de rapportages van de verzekeringsartsen Swartjes en Hagenbeek. Beide artsen concludeerden dat appellant fysiek belastbaar was conform de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 21 januari 2004.

De Raad oordeelde dat appellant in staat was om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten. De door appellant voorgestelde verdere aanpassing van het maatmaninkomen zou niet leiden tot een hogere mate van arbeidsgeschiktheid, waardoor deze beroepsgrond onbesproken kon blijven. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 augustus 2010.

Uitspraak

09/3058 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 14 april 2009, 08/3202 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. T.J.C. Bueters, advocaat te Wijchen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2010. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Bueters. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. Winkel.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor een uitvoeriger weergave van de voor dit geding relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.2. Bij besluit van 31 januari 2008 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellant per 22 februari 2008 geen recht is ontstaan op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
1.3. Bij besluit van 1 juli 2008 (bestreden besluit) heeft het Uwv het besluit van 31 januari 2008 gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven.
3. In hoger beroep handhaaft appellant voor wat betreft de medische grondslag van het bestreden besluit zijn eerdere standpunt dat sprake is van een discrepantie tussen de in het kader van de Ziektewetbeoordeling opgestelde rapportage van verzekeringsarts W.T.M. Swartjes van 6 november 2007 en de – een maand later – ten behoeve van de onderhavige WIA-beoordeling opgestelde rapportage van de verzekeringsarts J.J.J. Hagenbeek van 6 december 2007. Daarnaast herhaalt appellant de stelling dat zijn medische beperkingen in de onderhavige procedure zijn onderschat. Ter onderbouwing hiervan heeft appellant in hoger beroep aanvullende medische informatie ingebracht, waaronder informatie van de behandelende sector.
Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stelt appellant dat hij niet in staat is de werkzaamheden behorende bij de geselecteerde functies te verrichten. Daarnaast voert hij aan dat het maatmaninkomen en de daarbij behorende urenomvang niet juist zijn vastgesteld en dat de functie administratief medewerker (SBC-code 315090) niet hangende het hoger beroep had mogen worden bijgeduid.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Naar het oordeel van de Raad is het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig geweest. De Raad is niet gebleken van een discrepantie tussen de rapportages van de verzekeringsartsen Swartjes en Hagenbeek. Beiden komen tot de conclusie dat appellant fysiek belastbaar is conform de FML van 21 januari 2004 en dat hij voor wat betreft zijn psychische belastbaarheid is aangewezen op een werkbelasting zonder onregelmatige of nachtdiensten, waarbij structuur en regelmaat van belang zijn, dat hij dient te worden ontzien qua sterke tijdsdruk en een dwingend hoge tempobelasting en dat hij niet teveel dient te worden blootgesteld aan conflicterende functie-eisen. Ook dient volgens beiden rekening te worden gehouden met een verminderd vermogen tot conflicthantering.
4.3. De bezwaarverzekeringsarts M. Carere heeft appellant blijkens haar zorgvuldige en weloverwogen rapportage van
10 juni 2008 zelf onderzocht en informatie van de behandelend sector meegewogen. Zij heeft de bevindingen van Hagenbeek onderschreven. Vervolgens heeft de bezwaarverzekeringsarts R. Rombouts middels zijn rapportage van
19 augustus 2009 gereageerd op de namens appellant in hoger beroep naar voren gebrachte beroepsgronden en de daarbij overgelegde medische informatie. Hij komt tot de conclusie dat de belastbaarheid van appellant correct is vastgesteld. Tenslotte heeft de gemachtigde van het Uwv ter zitting gemotiveerd aangegeven dat de door appellant in hoger beroep nader ingebrachte medische informatie niet kan leiden tot het aannemen van verdergaande beperkingen. De rapportages van de (bezwaar)verzekeringsartsen overtuigen de Raad. Alles overziende komt hij tot de conclusie dat de belastbaarheid van appellant juist is ingeschat.
4.4. Hangende het hoger beroep heeft de bezwaararbeidsdeskundige blijkens de rapportage van 2 september 2009 de omvang van de maatman gewijzigd en het maatmaninkomen omhoog bijgesteld naar € 13,12. Omdat deze wijziging van directe invloed is op de reductiefactor, heeft de arbeidsdeskundige een nieuwe functie geduid. Als gevolg daarvan is de schatting thans gebaseerd op de functies productiemedewerker industrie (SBC-code 111180), elektronicamonteur (SBC-code 267040) en administratief medewerker (SBC-code 315090). Dit heeft niet geleid tot indeling in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse.
Met de arbeidskundige rapportages is afdoende gemotiveerd dat appellant in staat moet worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen.
De Raad kan appellant niet volgen in zijn stelling dat de functie administratief medewerker niet mochten worden bijgeduid. Het betreft hier immers een beoordeling per einde wachttijd en niet de intrekking of verlaging van een lopende uitkering. Het vertrouwensbeginsel noch enige bepaling van het Schattingsbesluit staat dan aan het bijduiden van functies in de weg.
4.5. Nu appellant in staat moet worden geacht om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te verrichten en de door appellant voorgestane verdere aanpassing van het maatmaninkomen in dat geval niet tot een hogere mate van arbeidsgeschiktheid zal kunnen leiden, kan de daarop gerichte beroepsgrond onbesproken blijven.
5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
EV