ECLI:NL:CRVB:2010:BN4078
Centrale Raad van Beroep
Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant, die sinds oktober 2005 met psychische klachten uitgevallen was, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 december 2007. Dit besluit handhaafde een eerdere beslissing van 13 augustus 2007, waarin werd vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreef.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en betwistte hij de conclusie van de ingeschakelde deskundige, psychiater M. Kazemier, die stelde dat er geen sprake was van agorafobie. Appellant verwees naar informatie van PsyQ en zijn medicijngebruik ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het oordeel van de onafhankelijke deskundige in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het onderzoek door deskundige Kazemier volledig en zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies overtuigend waren gemotiveerd.
De Raad kwam tot de conclusie dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.