ECLI:NL:CRVB:2010:BN4078

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-5977 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin werd geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een WIA-uitkering. Appellant, die sinds oktober 2005 met psychische klachten uitgevallen was, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 3 december 2007. Dit besluit handhaafde een eerdere beslissing van 13 augustus 2007, waarin werd vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij zij de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreef.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en betwistte hij de conclusie van de ingeschakelde deskundige, psychiater M. Kazemier, die stelde dat er geen sprake was van agorafobie. Appellant verwees naar informatie van PsyQ en zijn medicijngebruik ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat het oordeel van de onafhankelijke deskundige in beginsel gevolgd dient te worden, tenzij er feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. De Raad concludeerde dat het onderzoek door deskundige Kazemier volledig en zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies overtuigend waren gemotiveerd.

De Raad kwam tot de conclusie dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld en dat er geen aanknopingspunten waren om te twijfelen aan de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. Het hoger beroep van appellant werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

08/5977 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 3 september 2008, 07/9818 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. Vermeij, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn aanvullende stukken ingediend, waarop het Uwv heeft gereageerd.
De Raad heeft psychiater M. Kazemier benoemd als deskundige voor het instellen van een onderzoek. Deze heeft een schriftelijk verslag van zijn onderzoek, gedateerd
11 januari 2010, aan de Raad uitgebracht. Door partijen is daarop gereageerd, waarna deskundige Kazemier desgevraagd zijn commentaar heeft ingezonden. Door het Uwv is vervolgens een nader stuk ingediend.
Het geding is ter zitting behandeld op 2 juli 2010, waar namens appellant zijn raadsman is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M. de Bluts.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is op 3 oktober 2005 met psychische klachten vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet uitgevallen.
1.2. Het beroep van appellant richtte zich tegen het besluit van 3 december 2007 (hierna: bestreden besluit), waarbij het Uwv heeft gehandhaafd zijn besluit van 13 augustus 2007, strekkende tot de vaststelling dat appellant geen recht heeft op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 1 oktober 2007, omdat een verlies aan verdiencapaciteit is berekend van minder dan 35%.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank kan zich blijkens de overwegingen van de aangevallen uitspraak verenigen met de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn beroepsgronden in essentie herhaald. Appellant blijft -kort samengevat- van mening dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Hij heeft de conclusie van de ingeschakelde deskundige Kazemier bestreden dat geen sprake is van agorafobie. Ter ondersteuning is gewezen op de informatie van PsyQ en zijn medicijngebruik.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat in beginsel het oordeel van de door de bestuursrechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige wordt gevolgd. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken, is de Raad niet gebleken. Daartoe overweegt de Raad dat het door de deskundige Kazemier verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is geweest, dat informatie van PsyQ en het medicijngebruik van appellant is meegewogen en dat de conclusies van de deskundige in zijn rapport overtuigend zijn gemotiveerd. De deskundige heeft de Functionele Mogelijkhedenlijst van 15 november 2007 geaccordeerd en heeft appellant in staat geacht om de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. Naar het oordeel van de Raad heeft de deskundige met zijn commentaar van 13 april 2010 overtuigend uiteengezet waarom hij zijn conclusies na kennisneming van de commentaren van partijen op zijn rapportage van 11 januari 2010 handhaaft. De Raad komt tot de conclusie dat de beperkingen van appellant juist zijn vastgesteld. In hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht ziet de Raad geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.
4.2. De Raad heeft, uitgaande van de juistheid van de vastgestelde belastbaarheid, geen aanknopingspunten gevonden om ervan uit te gaan dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet geschikt zijn voor appellant.
4.3. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Stam als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van T.J. van der Torn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2010.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
EV