08/6087 AW, 08/6088 AW, 08/6089 AW, 08/6090 AW, 08/6091 AW, 08/6092 AW, 08/6093 AW, 09/1395 AW, 09/1404 AW, 09/1405 AW, 09/1413 AW, 09/1416 AW, 09/1417 AW en 09/1419 AW
het Dagelijks Bestuur van de Brandweer Zuid-Limburg, als rechtsopvolger van het dagelijks bestuur van de Brandweer Parkstad-Limburg, (hierna: appellant)
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 september 2008, 07/1164, 07/1165, 07/1166, 07/1167, 07/1168, 07/1169 en 07/1186 (hierna: aangevallen uitspraak),
Datum uitspraak: 29 juli 2010
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Op 18 november 2008 heeft appellant ter uitvoering van de aangevallen uitspraak nieuwe besluiten op bezwaar genomen.
Betrokkenen hebben verweerschriften ingediend.
De gedingen zijn gevoegd behandeld en het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juni 2010. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.P.W. Steuten, advocaat te ’s-Hertogenbosch, mr. J.S.A.E. Porankiewicz-Hagelstein, werkzaam bij de Brandweer Zuid-Limburg, en mr. H.A. Martens, werkzaam bij de gemeente Kerkrade. Betrokkenen [betrokkene 1], Van [betrokkene 2], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] zijn verschenen, bijgestaan door mr. S.G. Volbeda, advocaat te Arnhem, die hierbij tevens de overige betrokkenen heeft vertegenwoordigd.
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Betrokkenen zijn allen werkzaam bij de Brandweer Zuid-Limburg. Betrokkenen [betrokkene 1] en [betrokkene 5] vervullen naast hun gewone taak de functie van Hoofd Officier van Dienst (hierna: HOvD) en betrokkenen [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 6] en [betrokkene 7] de functie van Officier van Dienst (hierna: OvD). Bij het vervullen van deze functies bestond tot 31 december 2005 uitzicht op functioneel leeftijdsontslag (hierna: FLO) bij het bereiken van de 55-jarige leeftijd.
1.2. In de gemeentelijke CAO 2005-2007 is besloten tot afschaffing van het FLO per 1 januari 2006 en invoering van een nieuw stelsel voor werknemers in bezwarende functies. Daarbij is voor personeel dat op het moment van het vervallen van het FLO werkzaam was in een zogenoemde FLO-functie overgangsrecht afgesproken. De uitwerking hiervan is neergelegd in hoofdstuk 9b van de Collectieve rbeidsvoorwaarden-regeling/Uitwerkingsovereenkomst (hierna: CAR/UWO). Afhankelijk van het feit of een ambtenaar al dan niet in een bezwarende functie werkzaam is, geldt voor hem een gunstig dan wel een minder gunstig overgangsrecht ingevolge hoofdstuk 9b van de CAR/UWO (hierna: overgangsrecht). Vanwege de sterke verschillen in het takenpakket van de functie van HOvD en van de functie van OvD per korps hebben de sociale partners bij de CAO-onderhandelingen ervoor gekozen om lokaal te laten vaststellen of sprake is van een bezwarende functie. Het bepaalde in hoofdstuk 9b van de CAR/UWO is op het personeel van de Brandweer Zuid-Limburg van toepassing verklaard.
1.3. Bij besluiten van 7 december 2006 heeft appellant betrokkenen meegedeeld dat de door hen beklede functies van HOvD respectievelijk OvD niet worden aangemerkt als bezwarende functies als bedoeld in artikel 9b:2, aanhef en onder b, van de CAR/UWO. Die besluiten zijn bij de bestreden besluiten van 20 juni 2007, na door betrokkenen gemaakte bezwaren, gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak de beroepen tegen de bestreden besluiten gegrond verklaard, deze besluiten vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en appellant opgedragen nieuwe besluiten op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft overwogen dat niet duidelijk is geworden waar de taken van betrokkenen zijn vastgelegd, zodat evenmin duidelijk is op welke wijze appellant heeft bepaald dat deze taken als geheel niet als bezwarend zijn aan te merken. Hierbij heeft de rechtbank erop gewezen dat volgens appellant de taken zijn vastgelegd in (de twee bijlagen bij) de Notitie Inter-gemeentelijke (H)OVD-regeling Brandweer Parkstad Limburg+ van februari 2002, dat in het dossier slechts één van de twee bijlagen aanwezig is en dat uit deze bijlage niet kan worden opgemaakt wat de taken zijn.
3.1. Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat voorafgaande aan het nemen van de bestreden besluiten een zorgvuldig onderzoek is verricht en dat voldoende gegevens zijn vergaard over de inhoud van de in geding zijnde functies. Volgens appellant heeft de rechtbank ten onrechte de bestreden besluiten vernietigd. Verder heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat de functies niet bezwarend zijn.
3.2. Betrokkenen hebben zich op het standpunt gesteld dat de door hen vervulde functies wel degelijk bezwarend zijn. Hierbij hebben zij onder meer aangevoerd dat zij ter plaatse verkenningen moeten uitvoeren en dat zij zich voortdurend in de directe nabijheid van het incident bevinden, wat risico’s meebrengt. Ter zitting hebben betrokkenen verklaard dat het in de praktijk voorkomt dat zij als meewerkend voorman fungeren. Ook hebben zij naar voren gebracht dat, vergeleken met het landelijk gemiddelde, binnen de regio Zuid-Limburg relatief veel uitrukken plaatsvinden. Daarnaast hebben betrokkenen benadrukt dat het verrichten van de werkzaamheden als HOvD en OvD een grote psychische druk meebrengt. Verder hebben zij erop gewezen dat appellant de functie van bevelvoerder wel als bezwarend heeft aangemerkt, terwijl deze functie niet wezenlijk verschilt van de functies van HOvD en OvD. Tot slot hebben betrokkenen als grief naar voren gebracht dat hun functies altijd als belastend zijn aangemerkt en vanaf 31 december 2005 niet meer, terwijl de werkzaamheden niet zijn veranderd.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. In de eerste plaats stelt de Raad vast dat de gedingen in hoger beroep zich ingevolge artikel 6:19 van de Awb mede uitstrekken tot de ter uitvoering van de aangevallen uitspraak gegeven besluiten van 18 november 2008.
4.2. De Raad volgt appellant in zijn standpunt dat voorafgaande aan het nemen van de bestreden besluiten een zorgvuldig onderzoek is verricht. Anders dan de rechtbank is de Raad van oordeel dat de voorhanden zijnde stukken, waaronder de functiebeschrijving die is neergelegd in de (wel) aanwezige bijlage bij de onder 2 genoemde notitie, het verslag van de gehouden hoorzitting en het proces-verbaal van de bij de rechtbank gehouden zitting, een goed beeld geven van de inhoud van de in geding zijnde functies. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de bestreden besluiten dan ook ten onrechte vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Hieruit volgt dat het hoger beroep doel treft en dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad merkt overigens nog op dat niet valt in te zien waarom de rechtbank de in haar ogen onontbeerlijke bijlage niet alsnog heeft opgevraagd, met zonodig schorsing van het onderzoek ter zitting dan wel heropening van het onderzoek na de sluiting ervan ter zitting.
4.3.1. De Raad zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, vervolgens bezien of appellant bij de bestreden besluiten terecht heeft beslist dat de functies van HOvD en OvD niet bezwarend zijn. Zoals de Raad in zijn uitspraak van 19 november 2009, LJN BK47233, heeft overwogen, moet daarbij een volle toetsing worden toegepast.
4.3.2. Ingevolge artikel 9b:2, aanhef en onder b, van de CAR/UWO wordt voor de toepassing van het overgangsrecht onder bezwarende functie verstaan: een betrekking met een hoge belasting door het frequent draaien van piket of het werken in roosterdiensten en deelname aan daaruit voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk met als gevolg een verhoogde kans op gezondheidsklachten. Een functie kan pas als bezwarend worden aangemerkt als voldaan is aan alle criteria.
4.3.3. Uit de aanwezige functiegegevens blijkt dat betrokkenen eens per vier weken gedurende één week voor piketdienst zijn ingedeeld. Verder blijkt uit die gegevens dat betrokkenen zich niet, althans niet in hoofdzaak, bezig houden met repressieve brandweerbestrijding, maar dat zij juist met een veelheid van andere taken zijn belast. In de onder 4.2 genoemde functiebeschrijving worden in de algemene taakomschrijving, die zowel van toepassing is op de HOvD als de OvD, als taken vermeld: leidinggeven over meerdere (specialistische) brandweereenheden tijdens repressief optreden, coördinatie van hulpverlenende diensten en interdisciplinaire leiding over hulpverlenende diensten en stafondersteuning. Indien betrokkenen uitrukken naar de plaats van het incident, verrichten zij in de regel op een zekere afstand van het incident leidinggevende en coördinerende werkzaamheden ten aanzien van de eenheden die betrokken zijn bij de brand- en rampbestrijding. Betrokkenen beklimmen geen ladders, hanteren niet de brandslang en hebben in de regel geen direct contact met slachtoffers. Voor zover zij zijn betrokken bij de brandbestrijding, is dit naar het oordeel van de Raad slechts incidenteel en zijn de desbetreffende werkzaamheden van een andere, meer beperkte aard dan die van de uitvoerende brandweerlieden. De Raad onderkent dat de werkzaamheden van betrokkenen een zekere psychische druk meebrengen, maar hij ziet die vooral als behorend bij de leidinggevende functie en niet in de eerste plaats gerelateerd aan de directe brandbestrijding. De Raad onderkent verder dat betrokkenen te maken hebben met een mentale belasting als zij bijvoorbeeld vanuit diepe slaap in korte tijd tijdens de rit met hun dienstauto zich op het incident moeten voorbereiden, of als zij op zeer korte termijn besluiten moeten nemen op basis van niet volledige informatie of omdat zij zich tijdens hun werkzaamheden niet kunnen laten vervangen. Dat betrokkenen soms worden geconfronteerd met situaties waarin dodelijke slachtoffers vallen, is zonder meer ingrijpend te noemen. Deze aspecten zijn echter in het licht van de andere gegevens niet doorslaggevend.
4.3.4. De Raad stelt dan ook vast dat zowel de fysieke als de psychische belasting van de functies van betrokkenen tijdens de uit de piketdienst voortvloeiende werkzaamheden in de uitruk van een andere, beperktere aard is dan die van de uitvoerende brandweerlieden. De Raad is van oordeel dat de belasting in de functies van betrokkenen tijdens de piketwerkzaamheden niet zodanig hoog is dat sprake is van een verhoogde kans op gezondheidsklachten. Dat betrokkenen in hun functie-uitoefening soms risico’s lopen is aannemelijk, maar maakt niet dat een verhoogde kans op gezondheidsklachten moet worden aangenomen. Evenmin acht de Raad een verhoogde kans op gezondheidsklachten aanwezig in verband met de frequentie van het aantal uitrukken. Naar aanleiding van de door betrokkenen gemaakte vergelijking met de functie van bevelvoerder - die wel als bezwarend is aangemerkt - is de Raad gebleken dat de bevelvoerder, evenals de uitvoerende brandweerlieden, maar anders dan betrokkenen, werkt in een rooster waarbij wekelijks aanwezigheidsdiensten voorkomen van 24 uur aaneengesloten, dit met een maximum van 48 uur per week. Daargelaten of de functie van bevelvoerder terecht als bezwarend is aangemerkt - dat staat hier immers niet ter beoordeling - is de Raad, alles overziende, van oordeel dat appellant terecht heeft beslist dat de door betrokkenen vervulde functies niet als bezwarend zijn aan te merken.
4.4. Verder is de Raad van oordeel dat betrokkenen geen gerechtvaardigde verwachtingen kunnen ontlenen aan de regeling van het FLO, zoals die gold tot 1 januari 2006. Het feit dat betrokkenen voorheen uitzicht hadden op een gunstigere regeling houdt niet in dat sprake is van door hen verkregen rechten, die niet zouden mogen worden aangetast.
5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3.1 tot en met 4.4 is overwogen, zal de Raad de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaren. Het voorgaande brengt tevens mee dat de grondslag aan de ter uitvoering van de aangevallen uitspraak genomen besluiten van 18 november 2008 is komen te ontvallen. Deze besluiten moeten daarom worden vernietigd.
6. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb.
De Centrale Raad van Beroep;
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de beroepen tegen de besluiten van 20 juni 2007 ongegrond;
Vernietigt de besluiten van 18 november 2008.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en A.J. Schaap en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2010.