ECLI:NL:CRVB:2010:BN2293

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-902 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de hoogte van inkomsten uit tegenwoordige arbeid in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 16 december 2008 is genomen. Dit besluit betreft de vaststelling van de hoogte van de periodieke uitkering van appellant op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De Raad heeft op 1 juli 2010 uitspraak gedaan in deze zaak.

Appellant ontving een periodieke uitkering ingevolge de Wuv, maar was het niet eens met de berekening van zijn inkomen uit tegenwoordige arbeid in beroep en bedrijf, die door verweerster was vastgesteld. De Raad heeft vastgesteld dat er een geschil bestond over de hoogte van de inkomsten uit appellants bedrijf. Verweerster ging uit van een bedrag van € 16.013,-, terwijl appellant stelde dat zijn winst uit onderneming slechts € 8.803,- bedroeg. Dit verschil werd door verweerster toegeschreven aan de zelfstandigenaftrek, die volgens haar geen invloed had op de berekening van de inkomsten in het kader van de Wuv.

De Raad heeft de stelling van verweerster gevolgd en geoordeeld dat de zelfstandigenaftrek niet kan worden meegenomen bij de vaststelling van het inkomen voor de periodieke uitkering. De zelfstandigenaftrek is immers een fiscale maatregel en niet bedoeld om het inkomen voor de Wuv te verlagen. De Raad heeft geconcludeerd dat de grieven van appellant niet slagen en dat zijn beroep ongegrond moet worden verklaard.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 juli 2010.

Uitspraak

09/902 WUV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[Appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 1 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een door verweerster onder dagtekening 16 december 2008, kenmerk BZ 47639, JZ/L80/2008, ten aanzien van hem genomen besluit (hierna: bestreden besluit) ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: Wuv).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2010. Daar is appellant niet verschenen en heeft verweerster zich laten vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontvangt een periodieke uitkering ingevolge de Wuv.
1.2. Bij berekeningsbeschikking van 31 juli 2008 heeft verweerster de over 2005 aan appellant toekomende periodieke uitkering definitief berekend. Daarbij is op de uitkering van appellant per maand een bedrag in mindering gebracht ter zake van inkomsten uit tegenwoordige arbeid in beroep en bedrijf als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onder a van de Wuv. Dit besluit heeft verweerster na bezwaar bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad het volgende.
2.1. Partijen zijn het erover eens dat in 2005 appellants inkomsten uit dienstbetrekking € 22.208,- bedragen. Tussen partijen is echter in geschil van welk bedrag moet worden uitgegaan bij de inkomsten uit appellants bedrijf. Verweerster is uitgegaan van € 16.013,-. Dit is het bedrag aan winst uit onderneming, vermeerderd met de kosten van € 402,- die niet voor aftrek in aanmerking komen. Appellant stelt echter dat de winst uit onder-neming € 8.803,- bedraagt.
2.2. Naar verweerster stelt, hetgeen appellant niet heeft weersproken, is het verschil tussen € 16.013,- en € 8.803,- het bedrag van de zelfstandigenaftrek over 2005. Volgens verweerster is de zelfstandigenaftrek echter alleen van belang in het kader van de vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekering. Voor de berekening van inkomsten uit bedrijf in het kader van de periodieke uitkering heeft deze fiscale aftrekpost volgens verweerster echter geen betekenis.
2.3. De Raad volgt verweerster in haar stelling dat bij de vaststelling van het inkomen van appellant in het kader van de vaststelling van de op de periodieke uitkering toe te passen korting, geen ruimte bestaat voor correctie van dit inkomen met de zelfstandigenaftrek. De zelfstandigenaftrek is immers niet een aftrekpost in verband met de door appellant als zelfstandige verrichte werkzaamheden, maar is in feite een fiscale stimuleringsmaatregel. De achtergrond van de zelfstandigenaftrek is om een belastingverlichting voor zelf-standigen met een bescheiden winst te bewerkstelligen. In de Wuv is (dan ook) niet voorzien in de mogelijkheid om het inkomen te verminderen met de zelfstandigenaftrek.
3. Dat leidt de Raad tot het oordeel dat de grieven van appellant niet slagen en dat zijn beroep daarom ongegrond moet worden verklaard.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.J. Schaap als leden, in tegenwoordigheid van I. Mos als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2010.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) I. Mos.
HD