ECLI:NL:CRVB:2010:BN1411
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- K.J. Kraan
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de tegemoetkoming ingevolge de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI)
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de tegemoetkoming ingevolge de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI) voor appellante, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming terecht alleen de WAO-uitkering heeft meegenomen en niet de voorheen genoten Toeslagenwet (TW)-uitkering. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de tegemoetkoming, omdat de TW-uitkering niet was meegenomen in de berekening. De rechtbank Haarlem had het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Raad overweegt dat de TRI expliciet geen grondslag biedt voor het in aanmerking nemen van de TW-uitkering bij de berekening van de tegemoetkoming. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de tegemoetkoming in overeenstemming is met de TRI, en dat de doelstelling van de TRI niet is geschonden, ondanks de inkomensachteruitgang die appellante ervaart. De Raad wijst erop dat bij de totstandkoming van de TRI bewust is gekozen om de TW niet van toepassing te laten zijn op de tegemoetkomingen ingevolge de TRI.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met H.G. Rottier als voorzitter en K.J. Kraan en B.M. van Dun als leden, in aanwezigheid van griffier I. Mos. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2010.