ECLI:NL:CRVB:2010:BN1404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.G. Rottier
- B.M. van Dun
- K.J. Kraan
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en recht op WAO-uitkering
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellante had eerder een uitkering op basis van de WAO, maar het Uwv heeft vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 15% is, waardoor zij geen recht meer heeft op deze uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juli 2010 uitspraak gedaan.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek tot de conclusie is gekomen dat appellante met ingang van 1 augustus 2007 geen recht meer heeft op een WAO-uitkering. Dit besluit is gebaseerd op een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is aangepast na een rapport van de bezwaarverzekeringsarts. De Raad heeft de argumenten van appellante, die stelde dat haar medische klachten onvoldoende zijn meegewogen, niet overtuigend geacht.
De rechtbank had eerder overwogen dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van deze rapportages. De Raad sluit zich aan bij deze overwegingen en concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag liggen, medisch passend zijn voor appellante.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen zijn om het Uwv te veroordelen tot schadevergoeding. Het hoger beroep van appellante is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.