ECLI:NL:CRVB:2010:BN1011
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- K.J. Kraan
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WW-uitkering na onterecht ontvangen uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van een WW-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep. Appellant had een WW-uitkering ontvangen die met terugwerkende kracht herzien werd, omdat hij in de betreffende periode werkzaamheden had verricht voor een uitzendbureau, wat hij niet had gemeld. Het Uwv had de uitkering herzien over de periode van 8 oktober 2007 tot en met 28 oktober 2007 en een bedrag van € 458,70 bruto teruggevorderd. Appellant was van mening dat hij juist had gehandeld door tijdig opgave te doen van zijn werkzaamheden en dat er dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, omdat dit een gat in zijn begroting had veroorzaakt.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellant, gezien zijn inkomsten, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hij geen recht had op een volledige WW-uitkering in de betreffende periode. De Raad stelde vast dat het Uwv terecht de WW-uitkering had herzien en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De gevolgen van de terugvordering voor appellant, zoals een gat in zijn begroting, werden niet als onaanvaardbaar beschouwd. De Raad bevestigde dat het Uwv bevoegd was om de fout te herstellen, ongeacht of deze fout aan het Uwv of aan appellant te wijten was.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 juli 2010.