ECLI:NL:CRVB:2010:BN0966
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- K.J. Kraan
- B.M. van Dun
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WW-uitkering en verzoek om schadevergoeding afgewezen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de verlaging van zijn WW-uitkering met 20% gedurende 16 weken werd bevestigd. Appellant had bezwaar gemaakt tegen deze verlaging en verzocht om schadevergoeding, omdat hij stelde dat hij door de verlaging niet in staat was om de juiste voeding voor zijn autistische zoon te kopen, wat leidde tot een verslechtering van diens gezondheid. Het Uwv had de schadevergoeding afgewezen, omdat er volgens hen geen causaal verband bestond tussen de opgelegde maatregel en de gestelde schade. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, omdat de gestelde schade onvoldoende was onderbouwd en de vereiste causaliteit ontbrak.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gevraagde schadevergoeding van € 58.500,- voor extra begeleiding van de zoon niet voor vergoeding in aanmerking kwam, omdat de wettelijke rente die al was vergoed door het Uwv de enige schadevergoeding was die appellant kon ontvangen. De Raad stelde ook vast dat de immateriële schade die de zoon van appellant zou hebben geleden, schade van een derde betrof, waarvoor in deze procedure geen vergoeding kon worden toegewezen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak zonder termen voor proceskostenveroordeling.