ECLI:NL:CRVB:2010:BN0245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3901 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 12 februari 2008, met ingang van 13 april 2008, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% zou zijn. Het Uwv baseerde deze beslissing op de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts P. van Muijen, die concludeerde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om arbeid te verrichten. De bezwaararbeidsdeskundige M. Meertens selecteerde vier van de vijf voor appellant als arbeidsmogelijkheden geselecteerde Sbc-codes als passend.

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onderschreef. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren herhaald en aangevoerd dat hij wel kan werken, maar niet meer dan ongeveer 10 uur per week en niet op vaste dagen of tijden vanwege vermoeidheidsklachten door ME. Hij heeft ook bezwaar gemaakt tegen specifieke functies vanwege allergieën en visuele belasting.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld in de beoordeling van de belastbaarheid van appellant. De door appellant overgelegde medische verklaringen boden geen nieuw licht op de situatie. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant op de datum in geding in staat was om de door de bezwaararbeidsdeskundige genoemde functies te vervullen. Er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/3901 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 5 juni 2009, 08/4975
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2010. Appellant is in persoon verschenen en het Uwv was vertegenwoordigd door mr. M.W.L. Clemens.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 12 februari 2008 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 13 april 2008 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% was.
1.2. Het Uwv heeft bij besluit van 17 september 2008 (hierna: het bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 februari 2008 ongegrond verklaard.
1.3. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag de opvatting van de bezwaarverzekeringsarts P. van Muijen dat appellant met zijn beperkingen zoals verwoord in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 10 januari 2008 in staat is om arbeid te verrichten. De bezwaararbeidsdeskundige M. Meertens heeft vervolgens vier van de vijf voor appellant als arbeidsmogelijkheden geselecteerde Sbc-codes passend geacht. Op basis van deze functies heeft de bezwaararbeidsdeskundige opnieuw een arbeidsongeschiktheidspercentage berekend van minder dan 15.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef – kort gezegd – de medische en arbeidskundige grondslag van dat besluit.
3. Appellant heeft in hoger beroep verwezen naar de bezwaar- en beroepsgronden. Appellant stelt dat hij wel kan werken, maar niet meer dan ongeveer 10 uur per week en vanwege zijn vermoeidheidsklachten ten gevolge van ME niet op vaste dagen en vaste tijden. Naar zijn mening is dan ook ten onrechte geen urenbeperking aangenomen. Appellant heeft bezwaar tegen de functie in Sbc-code 272043 afbiester dekbedden vanwege zijn allergie voor wol en tegen de functies in de Sbc-codes 315090 medewerker mutatieverwerking en 111220 perronmedewerker vanwege de visuele belasting.Ter ondersteuning van zijn standpunt heeft appellant door de huisarts en de oogarts ingevulde vragenlijsten aan de Raad gestuurd.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1 De Raad heeft geen aanleiding gezien over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de medische grondslag berust op een zorgvuldig onderzoek. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat appellant onderzocht is door de verzekeringsarts, dat de bezwaarverzekeringsarts bij de hoorzitting aanwezig is geweest en dat deze arts de door hem opgevraagde informatie van de huisarts en de oogarts bij zijn beoordeling heeft betrokken. Er zijn geen aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat het Uwv de belastbaarheid van appellant heeft overschat. De door appellant in hoger beroep overgelegde vragenlijsten, ingevuld door de huisarts en de oogarts werpen – nu deze verklaringen de reeds bekende en bij de belastbaarheid betrokken oog- en vermoeidheidsklachten betreffen – geen ander licht op de medische situatie op de datum in geding. Gelet op het voorgaande onderschrijft ook de Raad de medische grondslag van het bestreden besluit.
4.2. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad het volgende.De primaire arbeidsdeskundige heeft aan de schatting ten grondslag gelegd functies in de Sbc-codes 272043 (productiemedewerker textiel, geen kleding), 315090 (administratief medewerker, beginnend) en 267050 (wikkelaar, samensteller elektronische apparatuur). Tevens heeft hij functies in Sbc-codes 111220 (magazijn, expeditiemedewerker) en 111180 (productiemedewerker industrie, samenstellen van producten) als reservefuncties geselecteerd. In de bezwaarfase heeft de bezwaararbeidsdeskundige de functies in de Sbc-code 267050 laten vervallen vanwege de eisen die in deze functies aan het gezichtsvermogen worden gesteld. De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens de schatting gebaseerd op de functies in de overgebleven Sbc-codes 315090, 272043 en 111220. De functie 111180 geldt als passende reservefunctie.
4.3. Uitgaande van de juistheid van de bij appellant vastgestelde medische beperkingen is de Raad van oordeel dat hij op de datum in geding in staat moet worden geacht de door de bezwaararbeidsdeskundige genoemde functies te vervullen. Naar het oordeel van de Raad heeft de bezwaararbeidsdeskundige in de rapporten van 15 september 2008 en 4 maart 2009 voldoende gemotiveerd dat en de functies in medisch opzicht als passend kunnen worden aangemerkt.
Appellant heeft in hoger beroep bezwaar tegen de functies in Sbc-code 272043 omdat er in deze functies sprake is van kenmerkende belasting op aspect 3.6.1 stof, rook, gassen en dampen, namelijk “in geringe mate stof van synthetische vezel en wol”. Appellant acht deze functie niet passend omdat hij allergisch is voor wol. De Raad laat in het midden wat er zij van de passendheid van deze functie nu het laten vervallen van deze Sbc-code geen invloed heeft op het resultaat van de schatting.
5. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid M. Mostert als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2010.
(get.) J.W. Schuttel.
(get.) M. Mostert.
RK