ECLI:NL:CRVB:2010:BN0245
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.P.M. Zeijen
- M. Greebe
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De intrekking vond plaats op 12 februari 2008, met ingang van 13 april 2008, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant minder dan 15% zou zijn. Het Uwv baseerde deze beslissing op de beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts P. van Muijen, die concludeerde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om arbeid te verrichten. De bezwaararbeidsdeskundige M. Meertens selecteerde vier van de vijf voor appellant als arbeidsmogelijkheden geselecteerde Sbc-codes als passend.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij zij de medische en arbeidskundige grondslag van het besluit onderschreef. In hoger beroep heeft appellant zijn bezwaren herhaald en aangevoerd dat hij wel kan werken, maar niet meer dan ongeveer 10 uur per week en niet op vaste dagen of tijden vanwege vermoeidheidsklachten door ME. Hij heeft ook bezwaar gemaakt tegen specifieke functies vanwege allergieën en visuele belasting.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat er geen aanleiding was om de medische grondslag van het bestreden besluit te betwisten. De Raad oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld in de beoordeling van de belastbaarheid van appellant. De door appellant overgelegde medische verklaringen boden geen nieuw licht op de situatie. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant op de datum in geding in staat was om de door de bezwaararbeidsdeskundige genoemde functies te vervullen. Er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.