ECLI:NL:CRVB:2010:BN0235
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA en temperatuur op de werkplek
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 juli 2010 uitspraak gedaan. De zaak betreft de medische beperkingen van appellant, die bij aanvang van zijn WIA-verzekering beperkt was voor werken in temperaturen boven 25 graden Celsius. De Raad concludeert dat de temperatuur op de werkplek van appellant niet vaak, maar wel eens boven deze grens uitkomt. Dit is in overeenstemming met de verklaringen van appellant zelf en de bedrijfsleider van zijn werkgever. Appellant had verzocht om temperatuurmetingen, maar de Raad ziet hier geen reden voor, gezien de reeds beschikbare informatie.
De rechtbank had eerder het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij het oordeel over de medische kant van de zaak in rechte vaststond. Appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank had miskend dat het Uwv geen temperatuurmetingen had verricht, maar de Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat de stelling van appellant dat de verzekeringsarts had aangegeven dat er waarschijnlijk sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid, geen doel treft. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.