ECLI:NL:CRVB:2010:BN0234
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en de rol van medische deskundigen in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de bevindingen van de door haar benoemde psychiater, die concludeerde dat het Uwv de belastbaarheid van appellant niet had overschat. Appellant was het niet eens met deze conclusie en stelde dat hij met de vastgestelde beperkingen niet in staat was de geselecteerde functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij de Raad benadrukte dat het oordeel van de onafhankelijke medisch deskundige doorgaans gevolgd wordt, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Appellant had in hoger beroep geen nieuwe medische gegevens overgelegd die zijn standpunt onderbouwden. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat moest worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. De signaleringen in de rapportages van de bezwaararbeidsdeskundige werden als voldoende toegelicht beschouwd.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking kwam en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juli 2010.