ECLI:NL:CRVB:2010:BN0224

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6833 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die per 17 oktober 2005 is vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij de rechtbank Middelburg in haar eerdere uitspraak van 12 november 2009 is bevestigd. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.H.M. Graafmans, heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen en dat zij de functies waarop de schatting van haar arbeidsongeschiktheid is gebaseerd niet kan vervullen. Ze heeft gesteld dat ze haar rechterarm niet of nauwelijks kan gebruiken en dat er overbelasting van haar linkerarm dreigt. Tevens heeft zij betoogd dat de vraagstelling van de rechtbank aan de deskundige te veel gericht was op het gebruik van de rechterarm.

De Raad heeft de gronden van appellante, die in beroep zijn ingediend en in hoger beroep zijn herhaald, afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze gronden niet slagen. De rechtbank heeft in haar overwegingen terecht geoordeeld dat de gronden van appellante met betrekking tot de beperking van de rechterarm en de overbelasting van de linkerarm geen doel treffen. De Raad heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en heeft de door appellante overgelegde brieven van de reumatoloog en de nucleair geneeskundige niet als voldoende bewijs beschouwd om tot een ander oordeel te komen, aangezien deze brieven niet betrekking hebben op de datum in geding.

Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellante ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in aanwezigheid van griffier R.L. Rijnen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 juli 2010.

Uitspraak

09/6833 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 november 2009, 08/1004 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.H.M. Graafmans, advocaat te Middelburg, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2010. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Graafmans. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. W.M.L. Clemens.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank heeft op grond van de in de aangevallen uitspraak weergegeven overwegingen het beroep van appellante gericht tegen het besluit van 18 september 2008 – waarbij het Uwv, beslissend op bezwaar, de WAO-uitkering van appellante per
17 oktober 2005 heeft herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25% – ongegrond verklaard.
2. Appellante heeft in hoger beroep, kort samengevat, herhaald dat zij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen en dat zij de functies waarop de schatting van haar arbeidsongeschiktheid is gebaseerd niet kan vervullen. Appellante heeft voorts in hoger beroep gesteld dat zij haar rechterarm niet of nauwelijks kan gebruiken, dat bij het verrichten van werkzaamheden overbelasting van haar linkerarm dreigt en dat niet alle geduide functies met één arm kunnen worden uitgevoerd. Voorts heeft appellante gesteld dat de vraagstelling van de rechtbank aan de door haar ingeschakelde deskundige te veel op het gebruik van de rechterarm was gericht.
3.1.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de gronden die in beroep zijn ingediend en in hoger beroep zijn herhaald afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen.
3.1.2. Met juistheid heeft de rechtbank in overweging 10 van de aangevallen uitspraak de gronden van appellante die zien op de beperking van de rechterarm, de overbelasting van de linkerarm en de vraagstelling van de rechtbank aan de deskundige besproken en geoordeeld dat deze gronden geen doel treffen.
3.1.3. Met juistheid heeft de rechtbank in overweging 11 van de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de gronden van appellante die zien op het niet kunnen vervullen van de geduide functies met één arm niet slagen.
3.2. De Raad heeft aan het oordeel van de rechtbank als bedoeld in 3.1.1 tot en met 3.1.3 en aan de aan dit oordeel ten grondslag liggende overwegingen niets toe te voegen.
3.3. De door appellante in hoger beroep bij brief van 11 mei 2010 overgelegde brieven van de reumatoloog dr. M.V. van Krugten en de nucleair geneeskundige M.J.A. Verhaegen leiden de Raad niet tot een ander oordeel dan vermeld in 3.2. omdat deze brieven niet zien op de datum in geding, zijnde 17 oktober 2005. Daarbij komt dat deze brieven geen reactie bevatten op het door de deskundige aan de rechtbank uitgebrachte schriftelijk verslag van het onderzoek van appellante.
3.4. Het hoger beroep van appellante treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
3.5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Rijnen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Rijnen.
IvR