ECLI:NL:CRVB:2010:BN0217
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO- en Wajong-uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 augustus 2009. Appellante, die lijdt aan fibromyalgie en algehele uitputting, had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van haar WAO- en Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige als doorslaggevend beschouwde.
De Raad heeft in zijn overwegingen de beperkingen van appellante, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juni 2007, niet in twijfel getrokken. De Raad hechtte veel waarde aan de uitvoerige rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 juli 2008 en de bezwaararbeidsdeskundige van 17 september 2008, die beide concludeerden dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, binnen de belastbaarheid van appellante vielen. Appellante had aangevoerd dat zij niet in staat was om 20 uur per week te werken en dat haar beperkingen waren onderschat, maar de Raad vond dat haar argumenten in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden die tot een ander oordeel konden leiden.
De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier R.L. Venneman. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 juli 2010.