ECLI:NL:CRVB:2010:BN0217

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-5453 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO- en Wajong-uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juli 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 augustus 2009. Appellante, die lijdt aan fibromyalgie en algehele uitputting, had hoger beroep ingesteld tegen de herziening van haar WAO- en Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige als doorslaggevend beschouwde.

De Raad heeft in zijn overwegingen de beperkingen van appellante, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juni 2007, niet in twijfel getrokken. De Raad hechtte veel waarde aan de uitvoerige rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 juli 2008 en de bezwaararbeidsdeskundige van 17 september 2008, die beide concludeerden dat de functies die aan de schatting ten grondslag lagen, binnen de belastbaarheid van appellante vielen. Appellante had aangevoerd dat zij niet in staat was om 20 uur per week te werken en dat haar beperkingen waren onderschat, maar de Raad vond dat haar argumenten in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten boden die tot een ander oordeel konden leiden.

De Raad concludeerde dat de aangevallen uitspraak van de rechtbank diende te worden bevestigd en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en de leden J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen, in aanwezigheid van griffier R.L. Venneman. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 juli 2010.

Uitspraak

09/5453 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 augustus 2009, 08/3134 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 2 juli 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand N.V. te Leusden, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 mei 2010. Appellante is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H.J. van Kuilenburg.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Voor de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat hier met het volgende.
1.2. Aan appellante is - in verband met fibromyalgie en algehele uitputting - met ingang van 1 juli 2001 een uitkering ingevolge de Wajong toegekend, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%. In verband met inkomsten uit arbeid is deze uitkering uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Aan appellante is tevens een WAO-uitkering toegekend welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. In verband met inkomsten uit arbeid is deze uitkering per 1 februari 2006 op nihil gesteld.
2. Het Uwv heeft bij besluit van 17 september 2008 (bestreden besluit) - beslissend op bezwaar - de WAO-uitkering van appellante met ingang van 20 april 2008 alsnog herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 45 tot 55% en beslist dat deze uitkering in verband met inkomsten uit arbeid vanaf 1 februari 2006 niet aan haar wordt uitbetaald en tevens de Wajong-uitkering met ingang van 20 april 2008 alsnog herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80% en beslist dat deze met ingang van 1 februari 2006 wordt uitbetaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% en per 1 augustus 2007 in het geheel niet wordt uitbetaald.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank was van oordeel dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juni 2007 onvoldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante. De rechtbank heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 juli 2008. De rechtbank was voorts - onder verwijzing naar de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige van 17 september 2008 - van oordeel dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd, zijn aan te merken als arbeid die wat betreft de daarin voorkomende belasting in overeenstemming is met de voor appellante in de FML van 13 juni 2007 vastgestelde beperkingen.
4. Appellante is van mening dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij acht zich met name niet in staat om 20 uur per week te werken en verder is zij van mening ook in haar persoonlijk en sociaal functioneren beperkt te zijn. Appellante heeft hierbij nog informatie overgelegd van neuropsychiater dr. Boogers van 9 oktober 2009. Appellante acht zich voorts niet in staat de werkzaamheden behorende bij de geduide functies te verrichten. Zij wijst er daarbij op dat zij 3 uur per week thuiszorg krijgt en dat de functie van huishoudelijk medewerker gebouwen alleen daarom al niet geschikt te achten is.
5.1. De Raad overweegt als volgt.
5.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met haar stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad heeft geen twijfels omtrent de beperkingen van appellante zoals neergelegd in de FML van 13 juni 2007 en hecht daarbij evenals de rechtbank doorslaggevende betekenis toe aan de - zeer uitvoerige en consistente - rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 22 juli 2008. Voor wat betreft de in hoger beroep overgelegde informatie van neuropsychiater Boogers onderschrijft de Raad de hierop gegeven reactie van de bezwaarverzekeringsarts in diens rapportage van 26 november 2009.
5.3. Voorts is de Raad van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportage van 17 september 2008 afdoende heeft gemotiveerd dat de belasting in de aan de schatting ten grondslag gelegde functies de belastbaarheid van appellante, zoals neergelegd in de FML, niet te boven gaat zodat deze functies geschikt te achten zijn voor appellante. De Raad overweegt in dit verband dat het feit dat appellante 3 uur per week thuiszorg krijgt als zodanig bij de onderhavige beoordeling geen rol speelt.
6. Het voorgaande leidt de Raad tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van R.L.Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venenman.
EF