ECLI:NL:CRVB:2010:BM9158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- C.P.J. Goorden
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Herstel van tekortkomingen in re-integratieverplichtingen en beëindiging loondoorbetaling
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 23 juni 2010, betreft het een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. Appellant, die per 11 maart 2005 uitviel uit zijn functie als magazijnmedewerker vanwege spanningsklachten, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat de loonsanctie had verlengd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de werkgever voldoende re-integratie-inspanningen had verricht en dat er geen grond was voor het oordeel dat de werkgever tekort was geschoten in zijn verplichtingen.
De Raad overweegt dat het aan appellant is om feiten aan te dragen die kunnen aantonen dat de werkgever meer inspanningen had moeten leveren. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin de bewijslastverdeling is besproken. In dit geval heeft de Raad de conclusie van de rechtbank onderschreven dat de werkgever voldoende pogingen heeft gedaan om appellant te re-integreren, maar dat de omstandigheden bij appellant zelf succesvolle re-integratie in de weg stonden. De Raad bevestigt dat er geen medische argumenten zijn die de loonsanctie onterecht zouden maken.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, wat betekent dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokken rechters hebben de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij zij de conclusies van de arbeidsdeskundige en bezwaararbeidsdeskundige hebben gevolgd. De Raad concludeert dat de werkgever niet tekort is geschoten in zijn re-integratie-inspanningen en dat de loondoorbetaling terecht is beëindigd per 27 maart 2007.