ECLI:NL:CRVB:2010:BM9087

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1744 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering bij IVF-behandeling zonder zwangerschap

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft de beëindiging van een Ziektewetuitkering voor een werkneemster die zich arbeidsongeschikt had gemeld in verband met een IVF-behandeling. De appellante had aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) gemeld dat haar werkneemster vanaf 27 augustus 2007 arbeidsongeschikt was door medische handelingen in het kader van de IVF-behandeling. Het Uwv had echter besloten dat er geen recht op uitkering was, omdat volgens de geldende Standaard 'Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid' er bij een IVF-behandeling geen sprake is van zwangerschap.

De rechtbank had het beroep van de appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd. De Raad overwoog dat ingevolge artikel 19 van de Ziektewet een vrouwelijke verzekerde recht heeft op ziekengeld bij ongeschiktheid tot arbeid die haar oorzaak vindt in zwangerschap of bevalling. Echter, de Raad stelde vast dat de Standaard, die de criteria voor beoordeling van de ongeschiktheid beschrijft, duidelijk aangeeft dat bij IVF-behandelingen er nog geen sprake is van zwangerschap. Dit werd ondersteund door het rapport van de bezwaarverzekeringsarts, die bevestigde dat er geen innesteling van het embryo had plaatsgevonden.

De Raad concludeerde dat er geen gronden waren voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 23 juni 2010, waarbij de appellante niet was vertegenwoordigd, maar het Uwv wel door een vertegenwoordiger was bijgestaan.

Uitspraak

09/1744 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 12 februari 2009, 08/931 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 23 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2010.
Appellante heeft zich niet doen vertegenwoordigen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.P.A. Loogman.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij brief van 3 september 2007 heeft appellante aan het Uwv gemeld dat haar werkneemster [naam werkneemster] vanaf 27 augustus 2007 arbeidsongeschikt is ten gevolge van medische handelingen, hopelijk leidend tot zwangerschap (IVF-behandeling).
2. Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het Uwv aan mevrouw [werkneemster] meegedeeld dat zij geen recht heeft op uitkering ingevolge de Ziektewet.
3. Bij besluit van 11 maart 2008 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 30 oktober 2007 ongegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij overwogen dat gelet op de Standaard “Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid” bij een IVF-behandeling geen sprake is van zwangerschap.
4. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarbij het standpunt van het Uwv gevolgd dat in dit geval niet gebleken is van een zwangerschap.
5. De Raad heeft het volgende overwogen.
5.1. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Ziektewet heeft de vrouwelijke verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid die haar oorzaak vindt in zwangerschap of bevalling recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde. Ingevolge artikel 29a van de Ziektewet wordt het ziekengeld in dat geval vastgesteld ter hoogte van het dagloon.
5.2. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 29 november 2006, LJN AZ3489) beschrijft voormelde standaard (Lisv-mededeling M 99.47, van 29 april 1999, hierna te noemen: de Standaard) de werkwijze en de criteria die de verzekeringsarts moet hanteren bij de beantwoording van de vraag of de ongeschiktheid van de vrouw voor haar arbeid het gevolg is van zwangerschap en/of bevalling. De Standaard is dus ontwikkeld met het oog op de beoordeling van de vraag naar de causaliteit, zoals neergelegd in voormelde wettelijke bepalingen, zodat het standpunt van appellante dat de Standaard niet berust op wet- of regelgeving niet kan worden onderschreven.
5.3. In rubriek 4.2 van de Standaard worden bijzondere situaties behandeld, waaronder in rubriek 4.2.2 de vruchtbaarheidsbehandelingen. Daarin is onder meer vermeld dat bij procedures rond IVF-behandeling (nog) geen sprake is van zwangerschap, zodat verzuim of arbeidsongeschiktheid in deze gevallen niet kan worden gezien als veroorzaakt door zwangerschap. Zoals de bezwaarverzekeringsarts in haar rapport van 23 juni 2008 heeft gesteld komt uit de stukken verder niet naar voren, dat bij voornoemde werkneemster innesteling van het embryo in de baarmoederwand heeft plaatsgevonden, zodat geen sprake was van een zwangerschap.
6. Op grond van hetgeen is overwogen onder 5.1 tot en met 5.3 verenigt de Raad zich met het oordeel van de rechtbank, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. De Raad acht geen gronden aanwezig voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en C.P.J. Goorden en J.J.T. van den Corput als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2010.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) M.A. van Amerongen.
IvR