ECLI:NL:CRVB:2010:BM6999

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6724 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 5 november 2009 het bezwaar tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 15 oktober 2007 vastgesteld dat appellante per 8 oktober 2007 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische beperkingen waren onderschat. In hoger beroep herhaalde zij haar eerdere argumenten en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2010 uitspraak gedaan. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat appellante op de datum in geding medisch meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat de medische informatie in het dossier geen steun bood voor de stelling van appellante. De Raad concludeerde dat de aan appellante voorgehouden functies haar belastbaarheid niet overschreden en dat de eerdere schatting van het Uwv correct was.

De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de betrokken rechters de beslissing ondertekenden. De zaak benadrukt het belang van medische onderbouwing in geschillen over arbeidsongeschiktheid en de rol van de bezwaarverzekeringsarts in het proces.

Uitspraak

09/6724 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 5 november 2009, 09/228 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 7 juni 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld door mr. F. Bakker, advocaat te Groningen.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2010. Voor appellante is verschenen mr. Bakker. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.A. Klaver.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 15 oktober 2007 heeft het Uwv vastgesteld dat voor appellante per 8 oktober 2007 geen recht ontstaat op een WIA-uitkering vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
2. Het door appellante tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 2 februari 2009 ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het besluit op bezwaar van 2 februari 2009 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat en voor zover voor de beoordeling van het hoger beroep van belang – het volgende overwogen.
In de beschikbare medische gegevens zijn onvoldoende aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat appellante meer of anders beperkt is dan de bezwaarverzekeringsarts heeft aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts heeft zijn bevindingen gebaseerd op de voorhanden zijnde medische informatie waaronder de door hem bij de behandelend sector ingewonnen informatie. Appellante heeft haar stelling dat zij medisch meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen niet met afdoende stukken onderbouwd. De in beroep overgelegde brieven van de radioloog E.M.T. Smit geven volgens de bezwaarverzekeringsarts geen aanleiding om appellante meer of anders beperkt te achten. De rechtbank ziet in de beschikbare medische gegevens geen grond voor het oordeel dat deze conclusie van de bezwaarverzekeringsarts onjuist is. Wat de arbeidskundige kant van de zaak betreft, is de rechtbank gelet op de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige en de omschrijving van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies met de daarin voorkomende belastende aspecten, niet gebleken dat deze niet op goede gronden berust.
4. Appellante heeft in hoger beroep – daarmee in essentie herhalende hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd – gesteld dat haar medische beperkingen zijn onderschat.
5. De Raad overweegt als volgt.
6. In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat appellante op de datum in geding medisch meer beperkt was dan is aangenomen. Voor de daartoe strekkende stelling van appellante is geen steun te vinden in de zich in het dossier bevindende medische informatie. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank ter zake volledig en maakt die tot de zijne.
7. Uitgaande van de ‘Functionele Mogelijkheden Lijst’ van 27 januari 2009 is er geen reden om aan te nemen dat de aan appellante voorgehouden functies haar belastbaarheid overschrijden en niet aan de schatting ten grondslag hadden mogen worden gelegd. Ook de overwegingen van de rechtbank ten aanzien van de arbeidskundige grondslag worden door de Raad volledig onderschreven en tot de zijne gemaakt.
8. De Raad komt tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2010.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) D.E.P.M. Bary.
TM