ECLI:NL:CRVB:2010:BM6999
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering en beoordeling van medische beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen, die op 5 november 2009 het bezwaar tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 15 oktober 2007 vastgesteld dat appellante per 8 oktober 2007 geen recht had op een WIA-uitkering, omdat haar mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante was het niet eens met deze beslissing en stelde dat haar medische beperkingen waren onderschat. In hoger beroep herhaalde zij haar eerdere argumenten en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar medische situatie.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2010 uitspraak gedaan. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat appellante op de datum in geding medisch meer beperkt was dan het Uwv had aangenomen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat de medische informatie in het dossier geen steun bood voor de stelling van appellante. De Raad concludeerde dat de aan appellante voorgehouden functies haar belastbaarheid niet overschreden en dat de eerdere schatting van het Uwv correct was.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de betrokken rechters de beslissing ondertekenden. De zaak benadrukt het belang van medische onderbouwing in geschillen over arbeidsongeschiktheid en de rol van de bezwaarverzekeringsarts in het proces.