ECLI:NL:CRVB:2010:BM6998

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08-3158 WWB + 09-4970 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep

In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant, die sinds 18 november 2002 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost heeft op 6 juni 2006 de bijstand van appellant over de periode van 1 augustus 2005 tot 1 april 2006 ingetrokken. Het bezwaar van appellant tegen deze intrekking werd op 18 april 2007 ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Groningen, die op 16 april 2008 de uitspraak van het Dagelijks Bestuur vernietigde en het Dagelijks Bestuur opdroeg een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

Na de uitspraak van de rechtbank heeft het College op 21 augustus 2009 opnieuw beslist op het bezwaar van appellant, maar dit besluit kwam niet tegemoet aan de bezwaren van appellant. In hoger beroep heeft appellant zich gemotiveerd tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het besluit van 21 augustus 2009, dat niet aan het bezwaar van appellant tegemoet komt, moet worden betrokken in de beoordeling van het hoger beroep.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen actueel (proces)belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep of het besluit van 21 augustus 2009. Daarom heeft de Raad besloten het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en C.H. Bangma als leden, in aanwezigheid van griffier N.M. van Gorkum. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 mei 2010.

Uitspraak

08/3158 WWB
09/4970 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 16 april 2008, 07/550 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost (hierna: Dagelijks Bestuur)
Datum uitspraak: 25 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 april 2010. Appellant is verschenen. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door K.J. Hoiting, werkzaam bij de Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordoost.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant ontving bijstand vanaf 18 november 2002, laatstelijk naar de norm voor een alleenstaande ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Bij besluit van 6 juni 2006 heeft het Dagelijks Bestuur de bijstand van appellant over de periode van 1 augustus 2005 tot 1 april 2006 ingetrokken. Het Dagelijks Bestuur heeft het bezwaar tegen dit besluit bij besluit van 18 april 2007 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het besluit van 18 april 2007 ingestelde beroep - met bepalingen inzake griffierecht en proceskosten - gegrond verklaard, dat besluit wegens een onjuiste wettelijke grondslag vernietigd en bepaald dat het Dagelijks Bestuur een nieuw besluit op bezwaar neemt.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
4. Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het College bij besluit van 21 augustus 2009 opnieuw beslist op het bezwaar tegen het besluit van 6 juni 2006. De Raad merkt het besluit van 21 augustus 2009, dat niet aan het bezwaar van appellant tegemoet komt, aan als een besluit dat met toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede in de beoordeling moet worden betrokken.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Bij uitspraak van heden (nr. 09/4054 WWB) heeft de Raad in een geschil tussen dezelfde partijen onder meer geoordeeld dat het Dagelijks Bestuur bevoegd was de bijstand van appellant over de periode van 28 november 2002 tot en met 31 augustus 2006 in te trekken. Nu de Raad niet is gebleken dat appellant nog een actueel (proces)belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het onderhavige hoger beroep dan wel het besluit van 21 augustus 2009, dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
6. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en W.F. Claessens en C.H. Bangma als leden, in tegenwoordigheid van N.M. van Gorkum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2010.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) N.M. van Gorkum.
AV