ECLI:NL:CRVB:2010:BM6670

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-3931 WAO + 10-2925 WAO + 10-2926 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaringen van bezwaren wegens termijnoverschrijdingen en terugvordering van WAO-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die sinds 22 februari 2007 een WAO-uitkering ontvangt, was niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) vanwege niet verschoonbare termijnoverschrijdingen. De rechtbank had de beroepen van appellant ongegrond verklaard, wat door de Raad werd bevestigd. De Raad oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering van de te veel ontvangen uitkering af te zien, ondanks de omstandigheden van appellant, zoals het feit dat hij weinig werk had. De Raad benadrukte dat de hoofdregel is dat het brutobedrag aan te veel ontvangen uitkering wordt teruggevorderd, en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een afwijking van deze regel rechtvaardigden. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

09/3931 WAO + 10/2925 WAO + 10/2926 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 mei 2009, 08/2899, 08/2901 en 08/2902 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2010. Appellant was niet aanwezig. Voor het Uwv was aanwezig A. Anandbahadoer.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant ontvangt een WAO-uitkering sinds 22 februari 2007, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%.
1.2. Bij besluit van 23 juni 2008 heeft het Uwv appellant wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen het besluit van 12 december 2007, waarbij hem is medegedeeld dat zijn WAO-uitkering met ingang van 2 april 2007 wordt uitbetaald als ware hij voor 25 tot 35% arbeidsongeschikt.
1.3. Bij besluit van eveneens 23 juni 2008 heeft het Uwv appellant wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen een ander besluit van 12 december 2007, waarbij hem is medegedeeld dat zijn WAO-uitkering met ingang van 21 mei 2007 wordt uitbetaald als ware hij voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt.
1.4. Bij besluit van wederom 23 juni 2008 heeft het Uwv ongegrond verklaard het bezwaar van appellant tegen het besluit van 18 maart 2008, waarbij het bedrag aan uitkering dat in de periode van 2 april 2007 tot en met 29 februari 2009 onverschuldigd aan appellant is uitbetaald, van hem wordt teruggevorderd. Het betreft een bedrag van
€ 1.906,59.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van appellant tegen de besluiten van 23 juni 2008 ongegrond verklaard.
3.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.2. Met betrekking tot de niet-ontvankelijkverklaringen kan de Raad zich vinden in hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen. De Raad volstaat dan ook met daarnaar te verwijzen.
3.3. Met betrekking tot het besluit van 23 juni 2008, waarbij de terugvordering is gehandhaafd, overweegt de Raad dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat slechts in het geval van dringende redenen geheel of gedeeltelijk daarvan kan worden afgezien. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat niet is gebleken van dringende redenen in die zin dat de terugvordering voor appellant onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen met zich brengt. De omstandigheid dat appellant weinig werk heeft is daarvoor onvoldoende.
3.4. Met betrekking tot de stelling van appellant dat ten onrechte het bedrag dat te veel is uitgekeerd bruto van hem wordt teruggevorderd, overweegt de Raad dat de hoofdregel is dat het brutobedrag aan te veel ontvangen uitkering wordt teruggevorderd.
WAO-uitkeringen worden immers ook bruto betaalbaar gesteld. Van een omstandigheid op grond waarvan het Uwv in het geval van appellant geheel of gedeeltelijk een uitzondering op deze regel had moeten maken, waarbij vooral gedacht moet worden aan een situatie dat door talmen van het Uwv geen verrekening met de Belastingdienst meer kan plaatsvinden, is de Raad niet gebleken.
3.5. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) R.L. Venneman.
TM