ECLI:NL:CRVB:2010:BM6325

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-369 WAZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering heropening WAZ-uitkering wegens latere medische beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAZ-uitkering van appellante te heropenen aan de orde is. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de medische beperkingen van appellante, die voortvloeien uit een gezwel op de oogzenuw, niet eerder dan per 1 april 2006 zijn ontstaan. Appellante was van mening dat deze beperkingen eerder waren ontstaan en had medische stukken overgelegd ter ondersteuning van haar stelling.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 28 mei 2010 behandeld. Tijdens de zitting op 16 april 2010 werd appellante bijgestaan door haar advocaat, mr. N.L.A. Thomas-Ackermann, terwijl A.H.G. Boelen het Uwv vertegenwoordigde. De Raad heeft de medische stukken van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor een eerdere begindatum van de beperkingen dan 1 april 2006. De Raad volgt de visie van de (bezwaar-)verzekeringsarts, die ook van mening was dat de visusklachten pas vanaf die datum relevant zijn.

De Raad heeft vastgesteld dat de WAZ-uitkering van appellante op 17 mei 2005 was beëindigd, omdat haar arbeidsongeschiktheid tot minder dan 25% was afgenomen. De Raad heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

09/369 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 december 2008, 08/677 (hierna: de aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante is hoger beroep ingesteld en zijn met een brief van 1 april 2010 medische stukken in het geding gebracht.
Het Uwv voerde verweer.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 16 april 2010. Appellante liet zich bijstaan door mr. N.L.A. Thomas-Ackermann, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand. A.H.G. Boelen vertegenwoordigde het Uwv.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Het inleidende beroep is gericht tegen het ter uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) door het Uwv genomen besluit van 31 maart 2008 waarbij is beslist op het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 oktober 2007.
1.2. Met het besluit van 17 oktober 2007 weigert het Uwv de WAZ-uitkering van appellante te heropenen, omdat haar medische beperkingen als gevolg van een gezwel op de oogzenuw niet eerder dan per 1 april 2006 zijn ontstaan.
2. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.
3.1. De Raad gaat uit van de volgende feiten.
3.2. Het Uwv beëindigde na medisch en arbeidskundig onderzoek de WAZ-uitkering van appellante met ingang van 17 mei 2005, omdat haar arbeidsongeschiktheid tot minder dan 25% was afgenomen.
3.3. De verzekeringsarts zag appellante op haar spreekuur van 16 augustus 2007. Toen bleek dat appellante eind april 2006 een neuroloog raadpleegde in verband met visusproblemen. Uit de brief van deze neuroloog van 28 april 2006 komt naar voren dat appellante sinds begin april 2006 vrij acuut visusklachten links ondervond, met een verminderd zicht van het linkeroog en vlekken voor dat oog.
3.4. Later dat jaar raadpleegde appellante een oogarts en bij onderzoek bleek dat haar klachten het gevolg waren van een gezwel op haar oogzenuw. Die tumor is op 7 mei 2007 operatief verwijderd. Appellante ondervindt hiervan restgevolgen.
4.1. Partijen zijn het er over eens dat de beperkingen die appellante door het (wegnemen van het) gezwel op haar oogzenuw ondervindt, een andere ziekteoorzaak betreft dan die waarvoor haar eerder een WAZ-uitkering was toegekend. Ook de Raad gaat daar van uit.
4.2. In hoger beroep herhaalt appellante haar stelling dat de visusklachten en daarmee samenhangende beperkingen eerder dan per 1 april 2006 ontstonden.
5. Met de rechtbank volgt de Raad de visie van de (bezwaar-)verzekeringsarts dat de beperkingen als gevolg van de visusklachten niet eerder dan per 1 april 2006 ontstonden. De door appellante overgelegde medische stukken bevatten geen aanwijzing voor een vroegere begindatum. Het hoger beroep slaagt niet.
6. De Raad ziet geen aanleiding tot een kostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en R.C. Stam en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van M.A. van Amerongen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) M.A. van Amerongen.
KR