ECLI:NL:CRVB:2010:BM6293
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van WAO-uitkering zonder nieuwe feiten of omstandigheden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 18 juni 2009, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had in 2005 besloten om de WAO-uitkering van appellant te verlagen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55-65%. Appellant heeft in 2008 verzocht om dit besluit te herzien, maar het Uwv heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening van het besluit rechtvaardigden.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat, ook al zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden, het besluit van het Uwv niet de rechterlijke toets kan doorstaan. Hij verwees naar een eerdere uitspraak van de Raad van 7 april 2010 ter ondersteuning van zijn standpunt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de argumenten van appellant in wezen een herhaling zijn van wat eerder in de rechtbank is aangevoerd. De Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden kunnen vaststellen die een ander oordeel rechtvaardigen.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 mei 2010.