ECLI:NL:CRVB:2010:BM6049

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-6844 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van medische informatie

In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 mei 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S.J.L.M. van den Reek, betwistte de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om zijn WAO-uitkering per 26 november 2007 te herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het medische onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de ernst van appellants knie- en psychische klachten niet was onderschat. Appellant voerde in hoger beroep aan dat zijn beperkingen door knieklachten niet waren afgenomen en vroeg om de benoeming van een onafhankelijke psychiater.

De Raad overweegt dat de argumenten van appellant in hoger beroep geen nieuwe gezichtspunten bieden ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad hecht meer waarde aan de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts, die appellant zelf hebben onderzocht en relevante medische informatie hebben betrokken in hun beoordeling. De Raad concludeert dat de Functionele Mogelijkheden Lijst voldoende beperkingen op psychisch gebied bevat en ziet geen reden om een deskundige te raadplegen. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant in staat is de door het Uwv geselecteerde functies uit te oefenen. Het hoger beroep wordt afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

09/6844 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 november 2009, 08/1226 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 28 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.J.L.M. van den Reek, advocaat te Helmond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2010. Appellant is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Van den Reek. Het Uwv was vertegenwoordigd door L. den Hartog.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit op bezwaar van 28 februari 2008 heeft het Uwv gehandhaafd zijn besluit van 25 september 2007, inhoudende dat de WAO-uitkering van appellant met ingang van 26 november 2007 wordt herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het medische onderzoek niet onzorgvuldig was want het is degelijk en uitgebreid en de informatie van de huisarts is meegenomen. Ook de bezwaarverzekeringsarts heeft appellant onderzocht en kennis genomen van recente informatie omtrent appellants psychische toestand. De ernst van appellants knie- en psychische klachten is niet onderschat. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijke psychiater in te schakelen. Appellant moet in staat worden geacht de door het Uwv geselecteerde functies van administratief medewerker, wikkelaar en elektronicamonteur uit te oefenen.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de beperkingen als gevolg van zijn knieklachten ten opzichte van 2003 niet zijn afgenomen. Hij verwijst in dit verband naar het door hem in beroep ingebrachte rapport van verzekeringsarts E.H. Groenewegen. Hij heeft verzocht een onafhankelijke psychiater te benoemen om zijn mogelijkheden om te werken te beoordelen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad acht de reacties van de bezwaarverzekeringsartsen op het rapport van Groenewegen in hun rapporten van 14 juli 2008 en 21 januari 2010 overtuigend. Daarbij merkt de Raad op dat het feit dat Groenewegen appellant niet heeft onderzocht maar alleen kennis heeft genomen van de medische stukken op zich niet tot de conclusie leidt dat het rapport van Groenewegen op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De Raad kent echter meer waarde toe aan de conclusies van de verzekeringsarts en de bezwaarverzekeringsarts die de knieën van appellant rond de datum in geding zelf hebben onderzocht en de informatie van de orthopedisch chirurg bij hun beoordeling hebben betrokken. Ook de informatie van de psycholoog en de door appellant ingebrachte informatie van de psychotherapeut is bij de beoordeling betrokken. Deze informatie leidt echter niet tot het oordeel dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst onvoldoende beperkingen op psychisch gebied zijn aangenomen. Dat in het verleden wel meer beperkingen zijn aangenomen leidt evenmin tot een andere conclusie. De Raad ziet dan ook geen reden voor het raadplegen van een deskundige.
4.3. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak overweegt de Raad dat de geduide functies voornamelijk zittend worden uitgevoerd en op het gebied van persoonlijk functioneren geen hoge eisen stellen.
5. Het hoger beroep slaagt niet.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen als voorzitter, in tegenwoordigheid van D.E.P.M. Bary als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2010.
(get.) I.M.J. Hilhorst-Hagen.
(get.) D.E.P.M. Bary.
KR