ECLI:NL:CRVB:2010:BM5936

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-1752 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na zorgvuldig onderzoek naar beperkingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 27 februari 2009 haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 4 juli 2008 besloten dat appellante geen recht had op een WIA-uitkering. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.J.A.M. Gloudi, stelde dat haar beperkingen als gevolg van schouderklachten niet goed waren ingeschat. De rechtbank oordeelde echter dat het Uwv voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de conclusies van dit onderzoek overtuigend waren onderbouwd. De rechtbank vond dat het Uwv de beperkingen van appellante niet had onderschat en dat de geduide functies binnen haar belastbaarheid lagen.

Tijdens de zitting op 9 april 2010 herhaalde appellante haar eerdere gronden en voegde hieraan toe dat haar schouderklachten ook op de datum in geding bestonden. De Raad voor de Rechtspraak, bestaande uit G.J.H. Doornewaard als voorzitter en de leden R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen, oordeelde dat de argumenten van appellante in hoger beroep niet nieuw waren en dat de rechtbank deze al afdoende had besproken. De Raad merkte op dat appellante geen nieuwe medische informatie had overgelegd die tot een ander oordeel zou moeten leiden. De medische informatie die beschikbaar was, ondersteunde niet de stelling dat de schouderklachten de reden waren voor haar beperkingen op de datum in geding.

De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 mei 2010.

Uitspraak

09/1752 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 februari 2009, 08/1258 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 21 mei 2010
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J.A.M. Gloudi, advocaat te Lelystad, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Appellante was vertegenwoordigd door mr. Gloudi en het Uwv door mr. R.N.H. Rokebrand.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellante heeft van 1998 tot eind 2005 een WAO-uitkering ontvangen. Op 31 maart 2006 heeft zij zich “vanuit de WW” ziek gemeld.
Bij besluit van 7 maart 2008 heeft het Uwv haar meegedeeld dat zij per 28 maart 2008 geen recht op een WIA-uitkering heeft.
1.2. Bij besluit van 4 juli 2008 heeft het Uwv het hiertegen ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 4 juli 2008 ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat sprake is geweest van voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek. Zij is van oordeel dat de uit dat onderzoek getrokken conclusies op overtuigende wijze zijn onderbouwd en dat het Uwv de beperkingen van appellante als gevolg van ziekte of gebrek niet heeft onderschat. De rechtbank is voorts van oordeel dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft onderbouwd waarom de geduide functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijden.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft en dat de beperkingen als gevolg van schouderklachten ook op de datum in geding bestonden. Zij heeft voorts verwezen naar haar in beroep ingebrachte grieven met betrekking tot de geduide functies.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van hetgeen zij in eerste aanleg bij de rechtbank naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft deze gronden afdoende besproken en de Raad ziet geen reden daar in hoger beroep anders over te oordelen. De Raad voegt daar nog aan toe dat appellante ook in hoger beroep geen medische informatie heeft overgelegd die tot een ander oordeel moet leiden. Het standpunt van appellante dat de beperkingen als gevolg van de frozen shoulders al bestonden op de datum in geding wordt niet ondersteund door de ingebrachte medische informatie: de reumatoloog spreekt in zijn brief van 24 november 2008 over pijnklachten in de armen vanaf mei 2008. Niet aangetoond is dat die pijn werd veroorzaakt door de frozen shoulders en voorts zijn ook de pijnklachten na de datum in geding ontstaan. Met betrekking tot de arbeidskundige kant van de zaak kan de Raad zich eveneens vinden in de overwegingen en het oordeel van de rechtbank. Naar het oordeel van de Raad moet appellante ook in staat worden geacht de functie assistent consultatiebureau te vervullen. De Raad acht de toelichting op de signaleringen (ten teken van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid) in het rapport van de arbeidsdeskundige van 6 maart 2008 en de rapporten van de bezwaararbeidsdeskundige van 26 juni 2008 en 2 september 2008, bezien in samenhang met de toelichting ter zitting en het feit dat de arbeidsdeskundige overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts, afdoende.
5. Het hoger beroep slaagt niet en de aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en R.C. Stam en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van R.L. Venneman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2010.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) R.L. Venneman.
EF