ECLI:NL:CRVB:2010:BM5930
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.J.H. Doornewaard
- R.C. Stam
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin haar beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Appellante had van 1998 tot eind 2005 een WAO-uitkering ontvangen en meldde zich op 31 maart 2006 ziek vanuit de WW. Het Uwv weigerde haar per 28 april 2006 een WAO-uitkering toe te kennen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot deze rechtszaak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er onvoldoende medische onderbouwing is voor de stelling van appellante dat haar beperkingen aan het linkerbeen zijn toegenomen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bezwaarverzekeringsarts geen onjuiste conclusies had getrokken en dat er geen (medisch objectiveerbare) toename van beperkingen was aangetoond. Appellante voerde in hoger beroep aan dat de bedrijfsarts meer beperkingen had aangenomen, maar de Raad concludeert dat dit niet leidt tot een ander oordeel. De Raad wijst erop dat appellante geen nieuwe medische informatie heeft overgelegd die haar standpunt ondersteunt.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv geen arbeidskundig onderzoek hoefde uit te voeren, omdat er geen toename van beperkingen was vastgesteld. De uitslag van een MRI-onderzoek dat na de datum in geding is uitgevoerd, is niet relevant voor de beoordeling van de zaak. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak zonder proceskostenveroordeling.